Tilburg Institute for Family Business

Fiscale onduidelijkheid voor emigrerende aandeelhouders familiebedrijven

Published: 03 april 2019 Laatst bijgewerkt: 03 september 2019

Fiscale onduidelijkheid voor emigrerende aandeelhouders familiebedrijven

Jan Nieuwenhuizen

In 2016 heeft de fiscale wetgever een nieuwe wettelijke regeling getroffen voor de conserverende aanslag (CA) bij emigratie van aandeelhouders van een aanmerkelijk belang (ab). Tot 2016 verviel de CA na verloop van 10 jaar na de emigratie. Als er tussentijds niets was betaald, werd het belastinguitstel dus afstel. Bij emigraties van aandeelhouders van familiebedrijven vanaf 2016 is de CA ongelimiteerd in de tijd en lijkt afstel dus niet meer mogelijk. In veel belastingverdragen staan echter nog wel termijnen (veelal 5 of 10 jaar). De vraag rijst hoe die zich verhouden tot de nieuwe wettelijke regeling van Nederland.

Staatssecretaris: belastingverdragen komen niet in beeld

Bij de invoering van de nieuwe wettelijke regeling heeft de staatssecretaris van Financiën gesteld dat de invordering van de CA niet onder de reikwijdte van belastingverdragen valt. Volgens de staatssecretaris wordt de CA opgelegd ten tijde van de emigratie en zijn de belastingverdragen dan nog niet van toepassing. De persoon die emigreert woont dan immers nog (net) niet in het buitenland. De latere betaling van de CA betreft de invordering (en niet de heffing) van belastingen en staat daaraan dus niet in de weg.

Hoge Raad: opleggen CA mag veelal, maar innen niet

Dit standpunt van de staatssecretaris is discutabel, omdat de Hoge Raad in meerdere arresten (over CA’s ter zake van lijfrenten en pensioenen) heeft beslist dat Nederland alleen maar een CA mag opleggen als het belastingverdrag ook een heffingsbevoegdheid aan Nederland verleent, voor inkomsten ná de emigratie. Het belastingverdrag moet dus bepalen dat Nederland na de emigratie in bepaalde gevallen belasting mag heffen over dividenden uit de ab-aandelen of overdracht van die aandelen. Dat zal overigens in veel belastingverdragen het geval zijn, zodat het opleggen van een CA veelal geen bezwaar is.

In die jurisprudentie heeft de Hoge Raad echter ook beslist dat de CA lang niet altijd kan worden ingevorderd. In de gevallen namelijk dat iemand in de buitenlandperiode een inkomst ontvangt en het belastingverdrag de heffingsbevoegdheid over die inkomst toewijst aan het andere land, mag Nederland volgens de Hoge Raad geen belasting heffen. Dat houdt volgens de Hoge Raad ook in dat de CA dan niet kan worden ingevorderd. In al de belastingverdragen die een termijn van 5 of 10 jaar hanteren, lijkt de mogelijkheid voor Nederland om de belasting te innen, te vervallen na die periode.

Dus, ondanks het feit dat in veel gevallen de CA bij emigratie wel mag worden opgelegd, zal hij na verloop van die termijnen (na emigratie en in de buitenlandperiode) in beginsel niet geïnd kunnen worden.

Fiscale onduidelijkheid voor emigratie familieleden

Met de toegenomen internationalisering komt het geregeld voor dat familieleden emigreren naar het buitenland, terwijl ze nog steeds aandeelhouder zijn van het familiebedrijf. Door het discutabele standpunt van de staatssecretaris van Financiën en de Belastingdienst zal er helaas nog geruime tijd veel onduidelijkheid bestaan over de fiscale positie van deze ab-houders. Waarschijnlijk zal de Hoge Raad uiteindelijk nogmaals uitsluitsel moeten geven.

Lees meer hierover  in mijn publicatie: ‘Houdbaarheid van de conserverende aanslag voor aanmerkelijkbelangwinst’ verschenen in het Tijdschrift Fiscaal Ondernemingsrecht 2019/01.