Departement Filosofie

Departement Filosofie

Waarom mens en machine altijd weer vergeleken worden

Hoe verhouden mens en machine zich? Zijn machines principieel niet verschillend van mensen en kennen we in de 22ste eeuw wellicht De Rechten van de Mens en de Machine ? Of gaapt er toch een onoverbrugbare kloof tussen de mens en zijn creatie, de machine? In deze analyse worden de twee posities met elkaar geconfronteerd.

De mens is een machine

I'm every machine; It's all in me

De gedachte dat de mens een soort machine zou zijn lijkt erg modern, typisch een verschijnsel van deze tijd. In feite is het idee al veel ouder: sinds de zogenaamde Wetenschappelijke Revolutie in de 16e en 17e eeuw, is de mens herhaaldelijk vergeleken met de nieuwste soort machine.

Het enorme succes van de mechanistische natuurwetenschap inspireerde mensen om ook de mens in dergelijke mechanistische termen te beschrijven. Sinds Descartes (1596-1650) is de gedachte ingeburgerd geraakt dat het menselijk lichaam een machine is. Maar er werd nog vaak gedacht dat de menselijke geest toch iets anders moest zijn; dat geen machine ooit 'mentale' vermogens zou kunnen bezitten. Naast de materie van de machine moest er nog iets anders bestaan. Toch bestonden er ook geheel materialistische opvattingen, die meenden dat de hele mens, lichaam én geest, een soort machine was. Zo schreef de Franse arts Julien Offray de la Mettrie (1709-1751) een boek getiteld: l'Homme Machine. Het boek - en de man zelf - werden verguisd. Maar al wat La Mettrie deed was het exploreren van de mogelijkheden van de materie: waartoe is complex georganiseerde materie in staat?

Sinds de 18e eeuw hebben wetenschap en techniek steeds complexere machines voortgebracht, die steeds indrukwekkender prestaties konden leveren. La Mettrie vergeleek zijn machine-mens met een uurwerk, het toentertijd meest verfijnde en indrukwekkende mechanisme. Een uurwerk heeft een zekere autonomie - het regelt tot op zekere hoogte zijn eigen werking - en bood daardoor een mogelijkheid tot vergelijking. Het volgende indrukwekkende mechanisme dat aanleiding gaf tot een vergelijking was de stoommachine: een mechanisme dat uit zichzelf beweegt. Het Freudiaanse beeld van de mens is hier in zekere zin op gebaseerd. Volgens Freud is de interne huishouding van de mens een systeem waar druk opgebouwd kan worden. Van tijd tot tijd moet die druk verminderd worden - er moet stoom afgeblazen worden - anders kan de opgebouwde druk op gewelddadige of destructieve manier een uitweg zoeken.

Een 19de-eeuwse stoommachine

Een vergelijking van de mens met de telefooncentrale is ook lange tijd populair geweest. Hierbij werd gedacht dat de menselijke geest dan de telefoniste was: er komen allerlei signalen binnen in de meldkamer van de geest en die signalen moeten op de juiste manier worden doorverbonden naar signalen om tot adequate actie te komen. De signalen zijn dan de zenuwimpulsen van de hersenen en ook naar de spieren. Bij deze vergelijking is de mens op het eerste gezicht niet echt een machine: binnenin de machine zit immers nog een klein mensje, een homunculus. Het was evenwel voor velen duidelijk dat de meldkamer, waar de geest zou moeten zitten, in de hersenen zou moeten zijn. Er is alleen geen speciale ruimte te vinden in de hersenen waar een geest beslissingen neemt. Er is geen 'causaal gat' tussen binnenkomende en uitgaande zenuwimpulsen. Het doorverbinden lijkt automatisch te gaan en er is geen ruimte voor een homunculus.

Het nieuwste mechanisme waar de mens tegenwoordig mee vergeleken wordt is de computer. Dit is een werkelijk indrukwekkend mechanisme: het kan uit zichzelf denken. Dat wil zeggen: computers kunnen allerlei taken verrichten waarvoor mensen, als ze ze verrichten, moeten nadenken. Gegeven het feit dat de mens in de hele traditie van de Westerse filosofie gezien is als een animal rationale, een redelijk denkend wezen, hebben we hier een mechanisme dat de mens inderdaad echt goed benadert.

Hedendaagse computers zijn in staat tot indrukwekkende prestaties. Er zijn computers die medische diagnoses kunnen stellen, of juridische vonnissen kunnen vellen. Er zijn computers die aan de telefoon vragen kunnen beantwoorden over gezochte telefoonnummers of treinverbindingen. En de wereldkampioen schaken is verslagen door een schaakcomputer.

De gedachte achter de vergelijking is dat zowel mens als computer informatieverwerkende systemen zijn. Beiden 'manipuleren' informatie. Zintuiglijke informatie komt het systeem binnen, wordt verwerkt en uiteindelijk wordt een opdracht gegeven tot bepaald gedrag. Het verwerken van informatie is onvergelijkbaar veel ingewikkelder dan het simpele doorschakelen van signalen dat in een telefooncentrale gebeurt.

Over hoe precies dat informatie verwerken gebeurt en op wat voor manier dat hetzelfde is bij mensen en computers, lopen de meningen uiteen. Aanvankelijk, ten tijde van de eerste computers, meende men dat de overeenkomst zat in de manier waarop hersenen en computers signalen doorgeven. We weten uit de hersenwetenschappen dat zenuwcellen signalen doorgeven door middel van een soort electrische stroompjes. Een zenuwcel kan 'vuren' of 'niet vuren' en daarmee een signaal al dan niet doorgeven. Op dezelfde manier bestaat een computer uit electronische elementen die 'aan' of 'uit' kunnen zijn en daarmee een activatie wel of niet kunnen doorgeven. Men meende dat op grond van die gelijksoortige werking de vergelijking tussen mens en machine gemaakt kon worden. De eerste computers, in de jaren vijftig en zestig van de twintigste eeuw, werden dan ook 'reuzenhersenen' genoemd.

Later, ongeveer vanaf halverwege de jaren zestig, vatte de gedachte post dat de mens-machine vergelijking abstracter gezien moest worden. De hardware van de machine en de wetware van de menselijke hersenen verschilden toch nogal. Het informatie verwerken moest gezien worden op een heel ander niveau. Mens en machine werken allebei met een symbolische, interne representatie van de externe werkelijkheid. Die symbolische representaties vormen de informatie-'brokken' waarmee gewerkt wordt. Het valt te bewijzen dat voor iedere bewerking van symbolen, waarvan exact gezegd kan worden hoe ze verloopt, een computerprogramma geschreven kan worden. Wat zowel mensen als machines doen is het toepassen van regels op representaties. Een simpel voorbeeld: er is een regel die stelt: als er een representatie in het systeem is dat het nu buiten regent, een representatie van een bedoeling om nu naar buiten te gaan en een representatie van een wens om niet nat te worden, neem dan de maatregel om een paraplu mee te nemen.

Dit soort manipulatie van symbolen kan heel ingewikkeld zijn. Maar in principe is de gedachte dat al het menselijk denkvermogen in feite niets anders is dan het manipuleren van interne symbolen en dat is precies wat een computer ook doet. Een computer is niet zozeer een rekenmachine - al doet de naamgeving dat vermoeden - maar veeleer een symboolschuiver. Schuift hij rekenkundige symbolen volgens de regels van de rekenkunde dan is het een rekenmachine. Maar hij kan net zo goed andersoortige symbolen schuiven volgens de regels van de logica of volgens wat voor soort regels dan ook. Zolang de regels expliciet zijn, voert de computer ze uit. Zo kunnen betekenisvolle basiselementen - woorden - aaneengeregen worden met behulp van de regels van de syntaxis tot zinnen en kunnen zinnen aaneengeregen worden tot redeneringen met behulp van de regels van de logica.

Deze symbolistische benadering van de mens-machine vergelijking - mens en machine zijn beiden symboolmanipulerende systemen - is de laatste vijftien jaar weer bekritiseerd. Er werd gezegd dat een vergelijking van de mens met een machine niet goed mogelijk was zonder vooral naar de werking van de hersenen te kijken. Per slot van rekening spelen de hersenen een cruciale rol in het menselijk denkvermogen en mentaal functioneren. Als mensen op machines lijken of in feite machines zijn, dan zijn het machines waarin de hersenen de hoofdrol spelen. De echte machines waarmee mensen vergeleken moeten worden dienen dus hersenachtig te zijn. Dit betekent eigenlijk een terugkeer van de ideeën uit de begintijd van de computer: computers werden toen reuzenhersenen genoemd. Intussen zijn de computers aanzienlijk kleiner geworden, dus dat 'reuzen' kan er wel af. Tegenwoordig spreekt men liever van 'neurale netwerken'. Computers moeten zoveel mogelijk op de hersenen lijken en een soort imitatie zijn van het netwerk van neuronen dat de hersenen vormt.

Structuurdiagram van een neuraal netwerk

Ook op het idee dat het menselijk denkvermogen en in feite alles wat zich in de 'geest' afspeelt een kwestie zou zijn van het manipuleren van symbolen, is kritiek gekomen. Deze gedachte zou te intellectualistisch zijn; er zou teveel voorrang gegeven worden aan logica-achtige of regelvolgende vormen van denken. De nieuwere computers, de neurale netwerken, zijn opnieuw tot indrukwekkende prestaties in staat, zij het op ietwat andere terreinen. Het belangrijkste is dat dit soort computers zelfs kan leren. Zonder enig door mensen gegeven programma, zonder regels te volgen, kan zo'n netwerk alleen op grond van vele voorbeelden leren om bijvoorbeeld onder water zeemijnen te onderscheiden van rotsen en stenen die op de bodem liggen.

Ongeacht of het nu gaat om de symbolische of de neurale netwerkbenadering, computers zijn zonder twijfel de meest geavanceerde mechanismen van deze tijd. Ze kunnen zoveel dat de gedachte dat de mens wellicht zo'n soort machine is, nog niet zo vreemd is. Men kijkt er tegenwoordig in ieder geval lang niet zo vreemd meer tegenaan als men vroeger deed bij het boek l'Homme Machine van La Mettrie.

De Mens is méér dan een Machine

Spelende machine, wat heb je nu geleerd?

Toch geloven de meeste mensen niet echt dat de mens een machine is. Een veelgehoorde tegenwerping tegen deze vergelijking, is dat de computer alleen kan doen wat hem gezegd is. De computer volgt slaafs een programma en kan niets uit zichzelf doen. Een computer is niet creatief.

Deze tegenwerping is niet zo sterk als ze op het eerste gezicht lijkt. Het is waar, de computer voert alleen het programma uit, maar dat betekent nog niet dat hij helemaal niet creatief is. Het probleem is dat we niet precies weten wat creativiteit is. Meestal bedoelen we daarmee dat er iets nieuws gemaakt of gedaan wordt. Maar iets nieuws of onverwachts kan een computer ook doen. Een bekend voorbeeld is het volgende: al in de vijftiger jaren was er een computer die kon dammen en die vanaf zijn eerste partij stelselmatig zijn programmeur versloeg. De programmeur had er wel de regels ingestopt, maar hij kon niet voorzien wat het resultaat van die regels zou zijn. Zolang we niet precies weten wat creativiteit is, behalve dat het iets is waarvan we juist niet weten hoe het werkt, is het moeilijk te zeggen of we daarin werkelijk verschillen van computers.

Een veel belangrijker verschil tussen computers en mensen is dat computers weliswaar op sommige gebieden net zo goed zijn als mensen - of zelfs veel beter! - maar dat ze op andere gebieden weer veel slechter zijn. Bovendien zijn computers goed op gebieden waarin mensen vaak niet op hun best zijn en slecht in wat voor mensen vanzelfsprekend is. Zo zijn computers goed in schaken en rekenen en logica - allemaal vrij moeilijk voor de mens. Maar zoiets simpels als het begrijpen van een verhaaltje voor een driejarig kind, dat gaat de vermogens van een computer verre te boven. Of het waarnemen van een eenvoudige situatie, zoals een stoel waar een kledingstuk over hangt: ook dat is voor een computer een onoplosbaar probleem. Er zijn astronomische bedragen gestopt in pogingen een vertaalcomputer te construeren. Dat zou handig zijn bij het gebruik van afluisterapparatuur voor spionage-doeleinden. Al tientallen jaren doet het grapje de ronde dat de vertaling van de zin: 'The spirit is willing but the flesh is weak' in het Russisch en weer terug in het Engels opleverde: 'The whisky is strong but the meat is rotten'. Nog steeds zijn er geen werkende vertaalcomputers.

Denkt een schaakcomputer echt?

Het probleem van deze, voor mensen zo simpele taken, is dat er eigenlijk zo vreselijk veel kennis bij komt kijken. Natuurlijke taal is vaak ambigu, maar in de dagelijkse omgang merken we dat niet omdat de context al duidelijk maakt waar het over gaat. Neem twee zinnen als 'De kat speelt op de piano' en 'Moeder speelt op de piano'. Normaliter nemen we aan dat de kat geen preludes van Bach speelt en dat moeder iets te groot en te zwaar is om bovenop de piano te ravotten. In de context van een sprookje daarentegen hebben we weer geen enkele moeite met de omgekeerde situatie, waarin de kat een pianist zou kunnen zijn en moeder in een dwerg veranderd. Een computer beschikt niet over al die achtergrondkennis, over die kennis van de wereld. En het lukt al evenmin om een computer die kennis dan maar even bij te brengen, als een soort encyclopedie die in zijn geheugen moet komen. Kennis van de wereld lijk je alleen op te kunnen doen door in die wereld te leven, door er actief deel van uit te maken. En dat is precies wat computers niet doen. Op dat punt loopt de vergelijking tussen mens en machine dus totaal mank.

Tenslotte is er nog een reden waarom computers niet net als mensen zijn. Zelfs al zou het waar zijn dat computers en mensen allebei symboolverwerkende systemen zijn, dan nog gebeurt dat symboolverwerken niet op dezelfde manier. Voor een computer maakt het namelijk niet uit waar die symbolen naar verwijzen, wat ze betekenen. Hij kan de symbolen alleen manipuleren op grond van hun vorm. Wat de programmeur ermee bedoelt doet er voor de uitvoering vanhet programma helemaal niet toe. Maar als mensen ergens aan denken hebben hun gedachten wel degelijk betekenis: ze gaan (meestal) over dingen in de wereld. Ook op die manier staan mensen wel, maar computers niet in de wereld, en zijn mensen dus niet hetzelfde als computers.

Nu wordt er wel beweerd dat mensen toch machines zijn, alleen biologische machines. En dat we ooit zulke machines zullen kunnen nabouwen. Maar de bewering dat als we ooit machines zullen kunnen maken die precies hetzelfde als mensen zijn, mensen dan hetzelfde zullen blijken te zijn als machines, is niet interessant. Natuurlijk is dat waar: als machines precies hetzelfde zijn als mensen, dan zijn mensen precies hetzelfde als machines. Het was nu juist de vraag of de huidige machines net als mensen zijn en dat zijn ze vooralsnog niet.

Ben je geïnteresseerd in een opleiding filosofie?

Dan kun je bij Tilburg University terecht voor een bachelor-, master- of lerarenopleiding in de filosofie. Filosofie studeren kan in Tilburg zowel in voltijd als deeltijd.