Drie miljoen voor Tilburgs onderzoek naar pesten en visuele taal
Twee onderzoekers van Tilburg University hebben ieder een prestigieuze ERC Starting Grant van minimaal 1,5 mln euro in de wacht gesleept. Het gaat om Neil Cohn (TSHD) en Matteo Giletta (TSB).
Matteo Giletta (Ontwikkelingspsychologie) krijgt de ERC-grant voor onderzoek naar pesten: Outside-in: How Bullying in Adolescence Gets Into The Mind and Under the Skin.
Neil Cohn (Communicatie en Cognitie) ontvangt de beurs voor zijn onderzoeksvoorstel over visuele taal: Visual narratives as a window into language and cognition.
1. Matteo Giletta: hoe werkt pesten in op het brein en de genen van pubers?
Gepest worden is een belangrijke stressfactor voor veel pubers met negatieve gevolgen voor de gezondheid. Zij lopen een groter risico op mentale en fysieke gezondheidsproblemen, die zelfs tot in de volwassenheid kan doorgaan. Dat pesten zulke schadelijke gevolgen kan hebben is nog onderbelicht, waardoor preventiemaatregelen en interventies achterblijven.
Giletta richt zich op deze ernstige tekortkoming en gaat eerder onderzoek uitbreiden. Hij zal het ‘echte’ leven van pubers onderzoeken en de mechanismen blootleggen die leiden tot de negatieve effecten van pesten. Giletta hanteert een multilevel perspectief om de wisselwerking tussen psychologische en biologische processen en hun verloop in de tijd te onderzoeken.
Invloed op de genen
Hij onderzoekt verder of pesten de 'genexpressieprocessen' beïnvloedt, wat resulteert in een genexpressieprofiel dat het risico op gezondheidsproblemen verhoogt. Matteo maakt daarbij gebruik van een longitudinale meting van het ‘burst design’, zodat kan worden bekeken hoe blootstelling aan pesten in de loop van de tijd invloed kan hebben op de processen in het brein. Matteo zal psychologisch (emotioneel) en fysiologisch (HPA-as) functioneren in situ evalueren, en transcriptionele profilering gebruiken om te kijken hoe genexpressie verandert in de pubertijd door pesten.
Tweelingen
In een tweede studie maakt Matteo gebruik van gegevens uit het Nederlands Tweelingenregister om monozygote tweelingen te identificeren die van elkaar verschillen in hun geschiedenis van victimisatie in de adolescentie en hun genexpressieprofielen te onderzoeken in de vroege volwassenheid, rekening houdend met genetische afwijkingen. Het onderzoek moet nieuwe inzichten bieden over de interacties tussen psychologische, fysiologische en moleculaire processen, die maken dat pesten inwerkt op het brein en de genen van pubers.
2. Neil Cohn: is visuele taal overal in de wereld te begrijpen?
Getekende afbeeldingen vormen een belangrijk aspect van menselijke communicatie, van handleidingen, educatief materiaal tot strips. Toch zijn wetenschappers pas sinds kort begonnen deze visuele verhalen te onderzoeken als nog niet aangeboorde bron ter bestudering de cognitie van sequentiële betekenisgeving. Dit nieuwe onderzoeksveld laat overeenkomsten zien tussen opeenvolgende afbeeldingen en taal. Dat roept de vraag op: is de structuur en verwerking van visuele verhalen en taal vergelijkbaar? Neil onderzoekt deze vraag via interdisciplinaire methoden uit de psychology en taalwetenschap.
Visuele verhaalsystemen
Om de structurele eigenschappen van visuele verhalen te onderzoeken is er behoefte aan een grootschalig corpus van het type dat ten goede is gekomen aan taalonderzoek. Dergelijke databases bestaan echter nog niet voor visuele verhaalsystemen. Neil gaat innovatieve visuele annotatietools maken om een corpus van wereldwijd 1500 stripverhalen te bouwen (fase 1). Vraag is dan, verschillen visuele verhalen over de hele wereld qua eigenschappen, en beinvloeden die het begrijpen ervan (fase 2)? Vervolgens is de vraag waarom zijn er verschillen? Kunnen ze verklaard worden door patronen in de gesproken taal (fase 3)?
Multimodale communicatie
Dit baanbrekende onderzoek levert nieuwe kennis over de relatie tussen tekenen, stripverhalen en taal. Het doel is om een nog onontgonnen onderzoeksveld op te starten over visuele en multimodale communicatie in de taal- en cognitieve wetenschappen.
ERC Starting Grants
ERC Starting Grants worden toegekend aan beginnende onderzoekers, ongeacht hun nationaliteit, die twee tot zeven jaar ervaring hebben sinds het behalen van hun doctorstitel (of een gelijkwaardige graad) en tevens een veelbelovende wetenschappelijke staat van dienst hebben. Het onderzoek moet worden uitgevoerd in een openbare of particuliere onderzoeksorganisatie in een van de EU-lidstaten of geassocieerde landen. De financiering (maximaal 2,5 miljoen euro per subsidie, inclusief maximaal 1 miljoen euro ter dekking van buitengewone kosten) is voorzien voor een periode van maximaal vijf jaar.
Van de 53 aan Nederland toegekende beurzen gaan er 26 naar wetenschappers met de Nederlandse nationaliteit. De rest is heeft een andere nationaliteit, en doet in Nederland onderzoek. Omgekeerd besteden vijf Nederlanders hun ERC Starting Grant in het buitenland.