woman with camera

Memoires Cyrille Fijnaut, onvermoeibaar strijder tegen georganiseerde misdaad en voor het verspreiden van kennis

Published: 31 maart 2023 Laatst bijgewerkt: 03 april 2023

Al bij zijn afscheid van de universiteit kondigde emeritus hoogleraar criminologie en strafrecht Cyrille Fijnaut aan dat hij nog heel wat meters zou gaan maken, dat wil zeggen vooral meters boeken en archieven wegwerken, ongeveer zeventig verdeeld over vier kamers in zijn huis. Er moesten natuurlijk boeken uit voort komen, en de eerste belofte is ingelost: zijn memoires, net verschenen bij uitgeverij Prometheus. Getiteld ‘Over Grenzen’ en al in de tweede druk. Aan de hand van vele anekdotes leren we voormalig politieman Fijnaut kennen, als doener, ‘activist’ in zijn eigen woorden, binnen het recht uiteraard. En als veelgevraagd expert die regeringen bijstond, de onze, de Belgische en ook die van Zuid-Afrika, op verzoek van Nelson Mandela.

Maar het begon klein en lokaal. Als zoon van een geziene politieman in Heerlen, observeerde hij zijn vader die hem vaak meenam en die brede contacten had in de buurt. Het maakte hem naast gewaardeerd, ook goed geïnformeerd, een les die de kleine Cyrille onthield en hem later te pas kwam. Toen hij zijn gymnasium had afgerond was het al snel duidelijk dat het vak van politieman ook hem lokte en studeerde hij verder aan de Politieacademie en vervolgens criminologie en filosofie aan de KU Leuven.

Fijnaut kreeg een baan in Tilburg als inspecteur van politie en in 1969 werd hij door hoofdcommissaris Van Rijen benaderd vanwege gerommel op de Tilburgse universiteit waar protesten voor meer inspraak gaande waren. De vraag of gemeente en politiek moesten ingrijpen werd nijpend toen studenten de campusgebouwen bezetten en de universiteit omdoopten tot Karl Marx Universiteit. ‘De hoofdcommissaris vroeg mij te gaan observeren op de campus, er was natuurlijk sprake van verstoring van de openbare orde. De bezetting van het gebouw was een heel bijzondere gebeurtenis, de eerste in het land en schokkend voor de gegoede stand in Brabant.

Toch was het eigenlijk een bedaagde bedoening, maar sommige studenten traden als gladiatoren op. De meeste demonstranten waren brave jongens en meisjes, niet boosaardig, al liepen er wel een paar radikalinski's rond. Maar ze deden het voorkomen alsof in Tilburg de glorie was uitgebroken. Dus ik liep mee op de campus. Ik was in de aula, spannend was het allemaal niet, tot op het moment dat ze naar de bestuurskamer trokken. De curator, Loevendie, moest hervormen, eisten ze en ik glipte mee de kamer in. Niemand die vroeg wat ik daar deed. Er werd harde taal gesproken, er werd geschreeuwd, ja, maar de curator bleef kalm en er vielen geen klappen.

cyrille fijnaut

Je moet niet de confrontatie zoeken, dat leidt tot verharding aan beide kanten

Emeritus hoogleraar criminologie en strafrecht Cyrille Fijnaut

 

Ik ben toen naar het hoofdbureau teruggefietst en heb de hoofdcommissaris geadviseerd om niet in te grijpen op de campus, dat zou alleen maar tot escalatie hebben gezorgd. Ik was in 1964 in Parijs geweest en had gezien hoe hard de politie optrad. Dat moest je niet willen.’ In zijn memoires beschrijft Fijnaut hoe hij ook sympathiseerde met de bezetters, ‘eigenlijk ben ik een activist.’ Hij staat nog steeds achter zijn advies. ‘Je moet niet de confrontatie zoeken, dat leidt tot verharding aan beide kanten. Eerst voorbespreken met de voormannen en dan de kaders bepalen. Dat zie je ook bij de aanpak van de politie met de boeren nu, je moet van te voren praten, contacten leggen. Dat voorkomt escalatie.’

Nelson Mandela en ‘security triangles’

Deze aanpak stelde hij ook in 1993 voor toen hij werd benaderd door Richard Goldstone, de rechter die was gevraagd door Nelson Mandela, net president geworden in Zuid-Afrika, om met een commissie te voorkomen dat er bloedige veldslagen tussen politie en demonstranten zouden ontstaan. ‘Agenten waren daar gewend met ganzenhagel, enorme korrels, te schieten op demonstranten, de politie kende maar één taal. Mandela wilde daar vanaf, anders kwam hij niet meer aan regeren toe, zei hij. Goldstone riep op de Business School van Capetown University een groep van vijf internationale experts bijeen, en sloot die daar tien dagen op om met een plan te komen. We stelden voor om veiligheidsdriehoeken in te stellen, bestaand uit burgemeester, betrokken organisaties en politie. Daarin werd voorafgaand aan protesten samen besproken hoe en of die konden plaatsvinden. Sommige speciale eenheden werden afgeschaft. En de regering moderniseerde het politiecorps.’

Een doener bij uitstek is hij, maar dat niet alleen. Hij toont zijn ex libris die de binnenkant van zijn nieuwe boek siert, een uiltje, waarvan de wenkbrauwen uit een opengeslagen (wet)boek bestaan, dat staat op een zwaard (de macht, monopolie van de overheid). Al zijn werk is gestoeld op praktijkervaring en wetenschappelijk inzicht en de vrucht van noeste arbeid en studie. Het leidde ertoe dat Fijnaut zich ontwikkelde tot een veelgevraagd expert op het gebied van met name georganiseerde misdaad. Zijn integriteit en zonder omhaal vertellen waar het op staat, werden geroemd. Een van zijn wapenfeiten is de ondersteuning van de parlementaire onderzoekscommissie Van Traa die in 1995 onderzoek deed naar de opsporingsmethoden bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad in Nederland en die voorstellen voor nieuwe wetgeving opstelde.

In 2004 vroeg minister van Justitie Donner hem voor een advies inzake de herinrichting van de speciale eenheden zodat zij opgewassen zouden zijn tegen terrorisme waarmee de regering na 11 september rekening moest houden: tegen zelfmoord-terroristen die tot doel hebben om op publieke plaatsen zoveel mogelijk mensen tot slachtoffer te maken.

En dan was er nog de Tilburgse burgemeester Johan Stekelenburg, die hem eind 2002 benaderde met de vraag om met een commissie van ervaringsdeskundigen een rapport te schrijven over de mogelijkheden om de sociale veiligheid in de stad te verbeteren.  Het was de tijd na de moord op Fortuyn. De commissie-Fijnaut ontwikkelde hiervoor onder meer de constructie van een  Veiligheidshuis, waarin verschillende organisaties gericht samenwerken om op jonge mensen de vorming van criminele loopbanen tegen te gaan. Dit idee werd vervolgens met de hulp van Ernst Hirsch Ballin in alle grote steden en regio’s overgenomen.

Geen tandje erbij, maar hele kettingkast

De laatste jaren is hij veelvuldig in het nieuws met kritiek op de nationale aanpak van de georganiseerde misdaad. ‘Het grootste probleem is dat er wel allerlei voorzieningen zijn getroffen maar dat er nog geen coherente strategie is ontwikkeld waarvan de toepassing vanuit een centraal punt stelselmatig wordt aangestuurd en gecoördineerd. Daarnaast liggen er nog wel een paar andere gevaren op de loer, onder meer dat de zo noodzakelijke eenheid van de opsporing op nationaal niveau wordt aangetast door de belangenstrijd van “oude” nationale diensten, zoals de Belastingdienst/FIOD, en de oprichting van nog een nieuwe, de NSOC (Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit), en mede hierdoor de onderfinanciering van de zo belangrijke recherches op het niveau van de districten en de regio’s. Maar hoe dan ook: gelukkig vindt er de laatste jaren beleidsmatig en financieel wel een inhaalslag plaats, ook in de digitale wereld met onder meer de uitbouw van de High-Tech Crime Unit. Maar de georganiseerde misdaad heeft zich ondertussen alleen maar uitgebreid, tot in steden als Groningen en haar ommelanden.

De overheid zal veel meer moeten inzetten op  de voorkoming van criminele carrières door een diepte-investering in de Veiligheidshuizen

Wat er moet gebeuren is concentratie van beleid en middelen. Allereerst is het nodig dat de kopstukken in de georganiseerde misdaad langs strafrechtelijke en fiscale weg worden uitgeschakeld. Dit is op zich belangrijk om te voorkomen dat jongeren hen als rolmodellen kunnen blijven zien, maar het is niet voldoende. De overheid zal veel meer moeten inzetten op  de voorkoming van criminele carrières door een diepte-investering in de Veiligheidshuizen. En tot slot moeten, zeker in de sfeer van de illegale drugsindustrie, de criminele infrastructuren zo snel mogelijk worden ontmanteld.’

De problemen op het gebied van georganiseerde misdaad zijn veel groter geworden dan vroeger. ‘Ik maak me ontzettend zorgen over ontwikkelingen in Nederland, met moordaanslagen als die op advocaat Derk Wiersum en Peter R. de Vries. Hoe kan het zijn dat in dit land mensen zo bedreigd worden dat ze geen leven meer hebben? Dat opeenvolgende regeringen, overheden en diensten het zo ver hebben laten komen?’

De aanpak van die problemen vereist dus een duidelijke strategie en dat betekent ook: scholing met name voor de leiding bij politie, bestuur, justitie en belastingdienst. ‘Diepte-investeringen in opleidingen daar zijn hard nodig. En niet een tandje erbij, maar een hele kettingkast. Dat een lid van de topleiding van de Nationale Politie in het openbaar stelt dat het korps voorlopig geen middelen heeft voor beveiliging van kroongetuigen, is ongehoord. Zo weten zware criminelen dat ze op een heel belangrijk punt ruimte hebben om door te gaan met hun praktijken. We hebben het hier over een van de grootste vraagstukken van het land. Dat getuigt van de vreselijke onkunde waar ik al jaren tegen knok. Ik neem aan dat de top van het openbaar ministerie en de minister van Justitie en Veiligheid een paar hartige woorden met de betrokkene heeft gesproken. Anders zijn we nog verder van huis.'

En op zijn 77e heeft hij zijn missie nog niet afgerond. Er staan nog twee boeken op het programma. En zijn expertise verspreidt hij verder door zijn wetenschappelijke bibliotheek, die bestaat uit tienduizend banden, waarvan er zeshonderd de maffia betreffen, en zijn archief onder te brengen bij onder meer de Politieacademie en het Nationaal Archief.