woman with camera

Paul Frissen in afscheidsrede: accepteer onvolmaaktheid van wereld en samenleving

Published: 23 november 2022 Laatst bijgewerkt: 28 november 2022

In de afgelopen decennia heeft de politiek te maken gekregen met grote ontwikkelingen in communicatie, technologie, digitalisering en bedrijvigheid die nationale grenzen overstijgen. De staat wordt geacht daarin veiligheid en balans te brengen. Als het politieke verlangen naar maakbaarheid samenhang in de wereld wil brengen via de staat wordt dat verlangen gevaarlijk, stelt hoogleraar bestuurskunde Paul Frissen in zijn afscheidsrede op 25 november. We doen er beter aan die gebrokenheid van de wereld te erkennen en te beseffen. Wat meer bescheidenheid en wat minder superioriteitsgevoelens zouden ons daarbij van dienst kunnen zijn. En daarom lardeert Frissen zijn rede met eigen ‘vergissingen’ van inzichten.

‘Met de vergissingen die ik noem in mijn rede wil ik de aandacht vestigen op het idee van maakbaarheid dat in de samenleving heerst: dat we denken te kunnen maken en repareren wat onvolkomen en onvoltooid is. Kijk, we leven in een land waarin we geleerd hebben dat we met grote ingrepen het water buiten kunnen houden en dat is wonderwel geslaagd tot nu toe. Maar dat idee kan doorslaan. Het werkt gevaarlijk uit in de politiek als we menen dat alle tragiek uit de wereld kan verdwijnen en dat we de staat daarvoor inzetten. Nu heb ik mijn hele werkzame leven onderzoek gedaan naar de staat. Die is mij dierbaar, in het volle besef dat de staat zowel een nare als een noodzakelijke institutie is. Hij beschikt immers over het monopolie van het geweld. Daarom moeten we helemaal niet willen dat de staat ons ideeën gaat opdringen over het goede leven. Een democratische rechtsstaat is een groot goed, hij beschermt ieder van ons, in al onze variëteit en dat is juist het mooie aan het leven. Daarom moeten we juist zoveel mogelijk aan de samenleving overlaten, op terreinen van sociale zekerheid, zorg, onderwijs, welzijn’

Paul Frissen

De gebrokenheid van de wereld moeten we accepteren

Hoogleraar bestuurskunde Paul Frissen

Een terugtrekkende overheid en grotere participatie van de burger waren toch juist de mantra’s van het liberalisme en de regeringen Rutte, waarover iedereen het eens is dat ze veel onwenselijke gevolgen hebben gehad?

‘Kritiek op het neoliberalisme nu is geïnspireerd door een te simpele dichotomie:  de markt aan ene kant en de overheid aan andere kant. Tussen maart en overheid is er juist een heel omvangrijk publiek domein. In de afgelopen decennia zijn er weliswaar allerlei ideeën over marktwerking en liberalisme gemeengoed geworden en heel sterk doorgedrongen in het discours, maar paradoxaal genoeg is de rol van staat juist veel groter geworden. Kijk bijvoorbeeld naar een aantal domeinen dat is geprivatiseerd; de telecombedrijven, infrastructuur, de nutsbedrijven, daar is de rol van de overheid als marktmeester alleen maar groter geworden. De zorg is het allerbeste voorbeeld. Marktwerking heeft daar geleid tot een explosie van toezicht, van bureaucratie, regelgeving en al die aanbestedingsgekte. En de overheid heeft het onmogelijke gevraagd met haar bemoeienis: de zorg moest de omzet beperken, de vraag moest naar beneden en de prijs ook. Er is geen markt ter wereld die dat tegelijkertijd kan realiseren. Het aantal overheidsinterventies is alleen maar toegenomen, zij eet bijna de helft van ons inkomen op en de wetgeving is geëxplodeerd. En nu is er grote kritiek op het  neoliberalisme en de markwerking en moet de overheid meer gaan sturen. Daarvoor zijn dan ook nog grote sommen geld beschikbaar. . Maakbaarheidsverwachtingen zijn wijdverbreid, maar de effecten zullen onbedoeld en vaak negatief zijn.’

Hoe dat kan ontaarden bewijst de Toeslagenaffaire:

‘Ik vroeg me daarbij af: zitten er achter het “ontsporen” van de ambtenarij kwade bedoelingen, of is het juist een geradicaliseerde uitkomst van het maakbaarheidstreven om het zo goed mogelijk te doen. Ik denk het laatste. Misbruik moest worden uitgebannen met behulp van algoritmen die het systeem perfectioneren. Daarom denk ik nu na over de vraag of de sociale zekerheid niet moet worden teruggebracht naar de samenleving, zoals ook vroeger  maatschappelijke kringen deze organiseerden. Dat viel bij de vakbeweging in goede aarde. De zorg is allemaal naar de staat overgeheveld waar toezicht uitmondt in grimmige bureaucratie. De gebrokenheid van de wereld moeten we accepteren. Dat is er juist het mooie aan. De politiek moet alleen worden ingezet om het negatieve te temperen.’

Maar hoe ga je dan de kwetsbaren in de samenleving beschermen?

‘Voor de oorlog waren minderheden beschermd in zuilen. Ieder regelde zijn eigen onderwijs, clubs, zorg, vakbeweging. Na afbraak van de zuilen heeft het idee van de meerderheid die overheersend is opgeld gedaan. Tolerantie voor de afwijking is zienderogen afgenomen en in plaats daarvan zijn meer richtlijnen gekomen over wat we moeten doen en denken. Dat komt ook door de toegenomen kennis, technieken en diagnostisering waardoor veel categorieën vastgelegd worden die vertellen wat normaal is. In de jeugdzorg had vroeger 1 op de 30 kinderen hulp nodig, nu is dat 1 op 8. Die categorisering vindt plaats op allerlei gebieden. De samenleving is veel eerder mensen beperkt gaan vinden, ze worden apart gezet. Het past in een disciplineringsstrategie, met opvattingen over ‘hoe het hoort’ en preventie met voorschriften hoe je je dient te gedragen zoals de meerderheid dat wil. Zoals we vroeger beschavingsoffensieven hadden, hebben we nu op grote schaal disciplinering. Het idee dat als de neuzen allemaal dezelfde kant op staan we gelukkig worden. Eisen dat anderen moeten vinden wat de meerderheid vindt, dat ook laten zien en uitvoeren. Zie de verplichte regenboogarmbanden. Maar verdraagzaamheid werkt beide kanten op. De multiculturele samenleving is niet alleen leuk met van die aardige restaurantjes, maar de samenleving heeft ook bible belt-achtig gedrag erbij gekregen. Dat stuit op het seculiere, ‘randstedelijke’ denken dat zich superieur acht en vervolgens uitmondt hopeloos gemoraliseer.’

De politiek heeft geen narratief meer, de beleidsnota is het dominante verhaal

Hoe kunnen we de invloed van de staat dan terugdringen en tegelijkertijd zelf de leemte van een narratief invullen?

‘Er is nu een bijzondere verbinding tussen kennis en beleid. Er wordt nu uitgerekend, doorgerekend en de kennis in modellen en beleidsstukken gegoten. De politiek heeft geen narratief meer, de beleidsnota is het dominante verhaal. Terwijl politiek primair een symbolische orde is waarin we betekenis geven aan onze verschillen en conflicten proberen te dempen met compromissen. De boeren gaan nu protesteren bij een kennisinstelling als het RIVM : uw modellen zijn de onze niet’. En het populisme slaagt er wel in een mobiliserend verhaal te vertellen, wat wij daarvan ook vinden. Een politieke combinatie tussen staat en straat is gevaarlijk, de macht raakt veel te vol. We moeten instituties hebben met gezag die zo matigend mogelijk bestuur regelen opdat de uitkomst zo gevarieerd mogelijk is. Bemoeienis met de burger moet beperkt zijn. Een neutrale staat accepteert en beschermt het maatschappelijke verschil. De wereld is pluralistisch, en dat neemt ook de vorm aan van conflict, strijd en ondraaglijk verschil. Tolerantie betekent juist het verdragen van dat ondraaglijke verschil. De democratische rechtstaat is de enige begrenzing, terwijl deze tegelijkertijd het ondraaglijke vreedzaam houdt. De vrijheid van de burger is de bron van de gebrokenheid van de wereld. Dat is de principiële grens zie aan de maakbaarheid is gesteld. De democratie is alleen maar te begrijpen vanuit onze wens verschillend te zijn. In de democratie wordt dat verschil liefst maximaal gepresenteerd. De vrijheid van de ander is daarbij de grens die door de rechtstaat wordt beschermd. Die staat moet nare beslissingen nemen, leed toevoegen. Maar de rechtstaat beschermt de burger ook tegen al te ingrijpende interventies door diezelfde staat. De vrijheid van de burger vergt ook een vermaatschappelijking van veel wat nu collectief is geregeld onder toezicht van de staat. De ruimte voor verschil is cruciaal en dat betekent ook dat ons verlangen naar samenhang en integraliteit serieus moet worden beperkt.’

Paul Frissen heeft deze ideeën verder uitgewerkt in een boek dat hij in het voorjaar van 2023 bij Boom  publiceert. En hij zal zijn promovendi begeleiden een van de mooiste onderdelen van het ambt ‘Ik heb een fantastische tijd op de universiteit gehad, in een heel interessante vakgroep. Wel heb ik ondervonden dat ook hier er steeds meer regels kwamen, terwijl het kwaliteitsbegrip smaller werd.  Alleen nog maar publiceren in Engelstalige tijdschriften verarmt ons vakgebied. De taal is immers niet slechts een middel, maar in ons vak ook kenobject.  Probeer dan maar eens een typisch Nederlands begrip als ‘gedoogbeschikking’ in al zijn politieke en culturele gelaagdheid te vertalen. We zijn daarin veel te ver doorgeslagen. Het huis van de wetenschap vele kamers.’

Prof. Paul Frissen houdt zijn afscheidsrede op 25 november om 13.30 in de aula met livestream. De rede is getiteld: De volle plek van de macht. De versplinterde staat voorbij.

Meer over zijn afscheidsrede

Prof. dr. Paul Frissen

Prof. dr. Paul Frissen (geboren in Puth, 1955) sluit met deze afscheidsrede zijn werk als hoogleraar in Tilburg af. Hij werd opgeleid als politicoloog, met nadruk op bestuurskunde, en studeerde cum laude af aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. In 1986 begon hij als universitair docent Bestuurskunde aan deze universiteit, waar hij in 1989 cum laude promoveerde op het onderwerp ‘Bureaucratische cultuur en informatisering’. Voor dit proefschrift ontving hij de G.A. van Poeljeprijs 1989 van de Vereniging voor Bestuurskunde en de Samsom H.D. Tjeenk Willinkprijs 1985-1989. Voor een overzichtsartikel over organisatiecultuur ontving hij in 1987 een prijs van de Koninklijke Akademie voor Wetenschappen. In 1993 – 1994 was hij fellow van het Netherlands Institute for Advanced Studies in the Humanities and Social Sciences te Wassenaar. Hij gaf in Tilburg leiding aan het Tilburgs-Rotterdamse onderzoeksprogramma ‘Informatisering in het openbaar bestuur’. Hij doceerde in de Juridisch Bestuurswetenschappelijke Studierichting, later de opleiding Bestuurskunde. Hij maakte deel uit van verschillende tijdschriftredacties. Hij trad op als promotor van vijfentwintig promovendi en begeleidt er nu nog negen. Sinds 2004 vervult hij de functie van decaan en bestuursvoorzitter van de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur in Den Haag.

Zijn boek verschijnt in december bij uitgeverij Boom: De integrale staat | Frissen | 9789024452040 | Boom Filosofie