woman with camera

Waarom Vlaming zijn Nederlands aan Nederlander aanpast en niet andersom

Published: 02 november 2021 Laatst bijgewerkt: 06 juli 2022

Hoe gaat een wetenschapper te werk die wil weten hoe mensen hun taalgebruik aanpassen als ze samenzijn? Mensen gaan anders praten met iemand die geen Nederlands spreekt of slechthorend is, maar hoe meet je dat? Prof. Marc Swerts, tezamen met een Antwerpse collega en zijn zeer creatieve studenten, bedachten een spelmethode die uitwijst dat Vlamingen zich eerder aan Nederlanders aanpassen dan andersom. Dat bleek zowel uit analyses van woordkeuze als uitspraak. Hun  onderzoek werd recent gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Frontiers in Communication. Een gesprek met prof. Marc Swerts over zijn studie naar talig en non-verbaal aanpassingsgedrag.

‘Ik werk als Belg in Nederland en ik word bijvoorbeeld af en toe gecorrigeerd op mijn Vlaams Nederlands. Mijn intuïtie is dat een Belg daartegen niet zo gauw een Nederlander zal verbeteren. Vaak wordt aangenomen dat gesprekspartners in de loop van een dialoog elementen van elkaar overnemen. Maar mij viel op dat bijvoorbeeld de Belgische voetballer, Dries Mertens, op de Nederlandse tv erg zijn best deed om zoals een Nederlander te spreken, terwijl Jan Mulder in België op zijn Hollands blijft praten. Het is dus de vraag of je in een gesprek altijd in gelijke mate naar elkaar toe beweegt. Dat was de aanleiding voor een aantal van mijn studenten en mezelf om dat in meer detail te onderzoeken via een spel met mensen die varianten van dezelfde taal spreken. En die zich niet hiërarchisch ten opzichte van elkaar verhouden, want dan kun je niet gelijk optrekken.’

Figuren Marc Swerts

Spel met icoontjes

Swerts en zijn team nodigden daarom duo’s van Vlaamse en Nederlandse studenten uit voor een soort zeeslagspel, dat ze via een skypeverbinding met elkaar speelden, waarbij deelnemers elkaar niet zagen. Een cruciaal element bij het spel was dat de spelers bepaalde icoontjes moesten gebruiken, die typisch in Vlaanderen en Nederlands anders benoemd worden (bijvoorbeeld: magnetron en microgolfoven; een krat bier en een bak bier; bank of sofa) of waarvan de woorden anders uitgesproken worden, bijvoorbeeld tram (op zijn Frans en op zijn Engels), of bikini en salami met klemtoon op tweede of eerste lettergreep.

Voorafgaand aan het spel, werd als 0-meting gecheckt hoe de Vlaamse en Nederlandse kandidaten de icoontjes effectief benoemden of uitspraken. De uitkomst was dat de Vlamingen zich systematisch meer in woordgebruik en uitspraak gingen aanpassen aan Nederlanders, dan omgekeerd.’

Wat zeggen die resultaten op het gebied van taalgebruik over ons gedrag en motieven?

‘Die resultaten zijn van belang voor onze modellen over aanpassingsgedrag in communicatie, die vaak dus niet symmetrisch plaatsvindt. Het zegt wat over verschil in taalonzekerheid tussen Vlamingen en Nederlanders. Officieel bestaat er geen Vlaamse taal, het is Belgisch Nederlands en historisch gezien merk je ook dat in de loop der eeuwen Vlaams steeds meer op Nederlands is gaan lijken, dat een standaardtaal wordt. Een groot verschil tussen het gebruik van Nederlands als standaardtaal in de twee landen is dat voor veel Vlamingen de standaardtaal niet de moedertaal is, maar een taal die voor op het werk of in formele contexten, terwijl in huiselijke kring of met vrienden dialect of een regionale variant wordt gesproken.  

Vlamingen passen zich dus relatief vaak aan, maar van de andere kant wordt er door hun landgenoten lacherig en zelfs afkeurend over geoordeeld als ze merken dat collega Vlamingen in taalgebruik op noorderburen gaan lijken. Mijn kinderen liggen soms ook in een deuk om mijn uitdrukkingen, omdat ik soms Hollandser klink, ik heb mij dus ook onbewust aangepast.’

Robots en avatars

Het experiment past in Swerts onderzoek dat zich richt op non verbale communicatie en prosodie (spreekstijl), die spraak aanvullen, nuanceren en dus ook van betekenis zijn.

Waar komt je passie voor dit onderwerp vandaan?

‘Ik ben geïnteresseerd in het aanpassingsgedrag, wat iemand van een ander overneemt, maar ook hoe we verschillende vormen van lichaamstaal, zoals gebaren, een beweging van de wenkbrauw, een hoofdknik, etc, gebruiken om de interactie met de ander te sturen. Via die visuele expressies nuanceren we onze eigen uitingen, maar geven we ook feedback aan de gesprekspartner. Tot voor kort was het lastig om dit soort onderzoek te doen, omdat we niet over geschikte tools beschikten, zodat het lange tijd onontgonnen gebied bleef. Maar nu kunnen we video’s maken en editen, hebben we robots en avatars om specifieke hypothesen over non verbaal gedrag te toetsen. 

Inzichten uit dit type werk zijn relevant, ook voor mensen met communicatieve beperkingen. Een blinde bijvoorbeeld zal niet uit zichzelf knikken tijdens een gesprek omdat hij of zij dat letterlijk nooit heeft zien doen bij anderen, maar het kan wel aangeleerd worden waardoor een communicatie met zo iemand meteen veel natuurlijker overkomt. Ook voor mensen met autisme geldt dat ze behoefte hebben aan technieken om hun non-verbale vaardigheden te verbeteren. 
We werken nu bijvoorbeeld samen met een Zweeds universiteit die een robot wil ontwikkelen met een menselijk gezicht: we proberen uit of we daarmee verschillende persoonlijkheden kunnen creëren die op verschillende manieren feedback geven, en daardoor vriendelijk, extravert, geïnteresseerd overkomen. Hopelijk kunnen we met de uitkomsten mensen beter leren communiceren, waardoor ze beter begrepen worden of waardoor de interactie veel vloeiender verloopt.’

Marc Swerts, die naast zijn wetenschappelijke werk ook saxofoon speelt en twee romans schreef, neemt op 28 november deel aan het Gala van de Wetenschap met een voordracht en hij zal er ook als muzikant optreden. Het artikel verscheen in  Frontiers in Communication.

Door Tineke Bennema