woman with camera

Overheid ziet mobiele burger vooral als potentieel risico

Published: 10 oktober 2014 Laatst bijgewerkt: 23 april 2019

De overheid beoordeelt de mobiele burger vooral in termen van risico’s voor de samenleving. Dat blijkt uit onderzoek naar twee beleidscasussen waarbij de overheid informatie verzamelt met behulp van nieuwe surveillancetechnologieën. De legitimering van de definiëring en selectie van risico’s schiet bovendien tekort. Charlotte van Ooijen promoveert op vrijdag 17 oktober op het onderzoek aan Tilburg University.

Persbericht 10-10-2014

Wie is waar op welk moment? Deze vraag naar mobiliteitsinformatie is essentieel voor het functioneren van vele onderdelen van openbaar bestuur. Waar houdt verdachte X zich op? Welke geregistreerde voetbalhooligans naderen via de A16? Op welke wegen is het druk met welke categorie voertuigen? Met behulp van surveillancetechnologieën zoals GPS en mobiele telefoons verzamelt en verwerkt de overheid steeds vaker locatie- en tijdsgegevens over burgers om hun mobiliteit in kaart te brengen en te controleren.

Van deze publieke mobiliteitssurveillance onderzocht Charlotte van Ooijen de implicaties voor de relatie tussen overheid en burger. Ze bekeek het gebruik van automatische nummerplaatherkenning bij een politiekorps en de inwinning en verwerking van verkeersgegevens in Noord- en Oost-Nederland door de Nationale Databank Wegverkeersgegevens (NDW). Met automatische nummerplaatherkenning probeert de politie het risico op bepaalde overtredingen en misdaden te beperken en met innovatieve verkeerstechnologie wil Rijkswaterstaat grip krijgen op verkeersopstoppingen.

De overheid beschouwt mobiele burgers in de surveillance voornamelijk als potentiële oorzaken van onheil en ongemak, concludeert Van Ooijen. Publieke mobiliteitssurveillance is gericht op de beoordeling van de mobiele burger in termen van een risico voor de samenleving, met als doel het risico te beteugelen. Hierbij definieert de overheid risico’s niet alleen op basis van kenmerken van burgers, zoals een verleden als voetbalhooligan of de lengte van het voertuig waarin hij rijdt, maar ook steeds meer op basis van gegevens over de mobiliteit in het verleden en heden.

De analyse van verplaatsingen van (groepen) burgers kan de overheid doen besluiten om bepaalde locaties (tijdelijk) als risicolocatie aan te merken, zoals de plek van een dreigende verkeersopstopping of een populaire route voor bekende woninginbrekers. De overheid houdt risicoburgers en risicolocaties extra in de gaten en kan maatregelen treffen om te voorkomen dat het voorspelde risico werkelijkheid wordt. Van datamining en profiling om risico’s vast te stellen is overigens vooralsnog geen sprake.

Opvallend is dat de overheid geen aandacht besteedt aan het legitimeren van de gemaakte beleidskeuzes als het gaat om de definiëring en selectie van risico’s. Dat lijkt vooralsnog een politieke of technocratische aangelegenheid te zijn. Op grond waarvan bepaalde groepen burgers mogen of moeten worden gesurveilleerd blijft impliciet. Mobiele burgers worden bovendien beperkt geïnformeerd over de surveillance, omdat dat een risico zou vormen voor de continuering van die activiteiten.

Bij het maken van nieuwe wetgeving over en het maatschappelijk verantwoorden van surveillance van mobiele burgers moet de overheid meer aandacht besteden  aan de gronden waarop risico’s en risicogroepen worden gedefinieerd. “Daarbij doet de overheid de maatschappij tekort door de mobiele burger vooral als potentieel risico en niet als potentiële bron van waarde te zien. Mobiliteitsinformatie hoeft niet alleen te gaan over de mogelijke crimineel die onderweg is naar een mogelijk plaats delict, maar kan ook betrekking hebben op de EHBO’er die in de buurt is van een ongeluk. Publieke mobiliteitssurveillance zou zich daarom ook moeten richten op het faciliteren van de waardevolle mobiele burger”, aldus Van Ooijen.

Charlotte van Ooijen (1980) studeerde Communicatie- en Informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen en Bestuurskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij verrichtte haar promotieonderzoek bij het Tilburg Institute for Law, Technology, and Society van Tilburg University. Daarnaast was zij docent bestuurskunde aan dezelfde universiteit en later aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Thans is zij verbonden aan het onderzoeks- en onderwijscentrum voor bestuurskunde en politicologie (CERSA) van de Université Panthéon-Assas | Paris II in Parijs.

Noot voor de pers

Charlotte van Ooijen promoveert op vrijdag 17 oktober 2014 om 10.15 uur in de aula van Tilburg University. Titel proefschrift: Het risico van de mobiele burger. Publieke mobiliteitssurveillance voor informatie over het gaan en staan van burgers. Promotores: prof. dr. P.H.A. Frissen en prof. dr. P.J.A. De Hert, Tilburg Law School. Een persexemplaar is aan te vragen via persvoorlichters@tilburguniversity.edu. Charlotte van Ooijen is bereikbaar via charlotte.van-ooijen@cnrs.fr.