Tilburg University promotie PhD Defense

Promotie K.H.J. van der Krieken MSc.MA.

Datum: Tijd: 13:30 Locatie: Aula

Winst of verlies?
Het lokale referendum in Nederland, 1906-2018

  • Locatie: Cobbenhagen building, Aula (ingang via Koopmans building)
  • Promotores: prof. dr. F. Hendriks, prof. mr. dr. L.H.J. Adams
  • Copromotor: dr. L.J. de Graaf

Samenvatting

In Nederland worden door gemeenten met steeds meer regelmaat referenda uitgeschreven als middel om inwoners direct te betrekken bij politieke besluitvorming. In essentie is een referendum een strijd om de ‘winst’ bij de stembusgang tussen twee concurrerende partijen: het kamp van de voorstanders van het (voor)genomen besluit en dat van de tegenstanders. Deze strijd komt het meest nadrukkelijk tot uiting bij ‘raadgevende’ referenda op initiatief van inwoners zelf. Dit proefschrift richt zich op twee zaken: 1) het bieden van een overzicht van de stand van zaken van het gemeentelijk referendum in Nederland; 2) een antwoord op de vraag welke combinaties van factoren een verklaring geven voor ‘winst’ bij gemeentelijke raadgevende referenda vanuit het perspectief van de initiatiefnemers.

Via archiefonderzoek, een krantenanalyse en een literatuurstudie zijn alle 215 tussen 1906 en juli 2018 georganiseerde gemeentelijke referenda in Nederland uitgebreid in kaart gebracht. Hieruit blijkt dat er een grote variatie aan onderwerpen, vormen, spelregels, uitslagen, geldigheidsquorums, kosten, enzovoort bij lokale referenda bestaat. Drie zaken vallen in het bijzonder op: 1) de gemiddelde opkomst van alle gemeentelijke referenda ligt met 39,72% beduidend lager dan bij de meeste algemene verkiezingen in de laatste decennia; 2) in de meeste gevallen besloten gemeenteraden conform de wil van de meerderheid van de stemmers (67,4% van de 215 referenda); 3) slechts 31 lokale referenda zijn georganiseerd op initiatief van inwoners; bij de rest lag het initiatief bij het gemeentebestuur.

De grote vrijheid die gemeenten kennen bij het vormgeven van referenda heeft geleid tot twee ‘innovaties’, die beide bijdragen aan het actuele debat over de voor- en nadelen van referenda. Een eerste veelgehoorde kritiek is dat het referenduminstrument weinig ruimte biedt voor nuance en compromis. Een tweede kritiek is dat dankzij de bij referenda veelgebruikte opkomstdrempel een deel van de kiezers strategisch thuis zou blijven bij een stemming, waardoor het instrument geen representatief beeld geeft van de ‘wil van het volk’. Verschillende gemeenten hebben getracht met antwoorden te komen op deze twee punten van kritiek. Zo kent meer de helft van de lokale referenda geen traditioneel patroon van één vraag met als enige mogelijke antwoorden ‘voor’ of ‘tegen’. Veel gemeenten hebben daarnaast geëxperimenteerd met meerdere vragen, meer dan twee antwoordopties en alternatieve manieren voor het vaststellen van de uitslag. Om strategisch thuisblijven en de schijn van bindendheid van de uitslag te voorkomen, heeft een aanzienlijk deel van de gemeenten gekozen om geen opkomstdrempel te hanteren of om een uitkomstdrempel in te zetten voor het vaststellen van de uitslag. Bij het inrichten van toekomstige referenda, lokaal en (inter)nationaal, kan hiervan worden geleerd.

Met behulp van de onderzoeksmethode en -techniek Qualitative Comparative Analysis, crisp-set variant, en een hierop volgende process-tracing-analyse via drie referendumcasus, is onderzocht welke combinaties van condities een verklaring vormen voor winst. Hierbij is gefocust op 30 gemeentelijke referenda die zijn gehouden op initiatief van inwoners in de periode 1995-2016. Uit de QCA-analyse komen drie afzonderlijke ‘paden’ naar voren die alle drie een voldoende voorwaarde vormen voor de verklaring van winst. De drie paden verklaren alle drie op consistente wijze de winst in 84,6% van alle dertien door initiatiefnemers gewonnen referenda. Pad 1 bestaat uit een relatief hoge opkomst bij het referendum, relatief veel politieke overeenstemming binnen de gemeenteraad voor de plannen, relatief veel steun voor protestpartijen onder de bevolking en een relatief korte periode dat het college van burgemeester en wethouders bestuurt. Pad 2 bestaat uit een relatief hoge opkomst, relatief weinig politieke overeenstemming binnen de gemeenteraad voor de plannen, een relatief lage mate van steun voor protestpartijen onder de bevolking en relatief lage mate van institutioneel vertrouwen onder de bevolking. Pad 3 bestaat uit een relatief hoge opkomst, relatief veel steun voor protestpartijen onder de bevolking, relatief lage mate van institutioneel vertrouwen onder de bevolking en een relatief lange periode dat het college van burgemeester en wethouders bestuurt. Deze studie geeft ons meer inzicht in de wijze waarop verschillende factoren onderling een rol spelen in lokale referendumprocessen. De drie paden zijn geen blauwdruk voor winst voor inwoners of gemeentebesturen die een referendum overwegen.