Students Tilburg University

Scripties Sociaal Recht en Sociale Politiek

Scripties Sociaal Recht en Sociale Politiek

Suggesties scriptie

Mogelijke scriptie-onderwerpen gerangschikt naar de diverse onderdelen van het Sociaal Recht.

Lijst met mogeiljke scriptie onderwerpen
  1. Afwijkingen van wettelijk recht

    Al tientallen jaren geleden werd op een aantal plaatsen in de wet, met name in het BW,de mogelijkheid geopend, dat er bij cao of regeling bestuursorgaan van kan wordenafgeweken (het zgn. driekwartdwingend recht). In de ATW wordt de term afwijking bij‘collectieve regeling’ genoemd en daarmee wordt gelijkgesteld een schriftelijkeovereenstemming met het medezeggenschapsorgaan, mits er geen cao-regeling is (art.1:4). Ook is iets dergelijks geregeld in de Wet Aanpassing Arbeidsduur (vgl. art. 11) ende Wet Arbeid en Zorg (vgl. bijv. art. 4:7). De scriptie beschrijft de formules van deATW, de WAA en de A&Z en de debatten die daarover hebben plaatsgevonden.Besproken wordt met name ook het verschil tussen de formulering van art. 27, lid 3WOR en de formuleringen in ATW, WAA en A&Z voor wat de relatie tussen cao en orregeling betreft. Er wordt een klein praktijk onderzoek gedaan naar de benutting vandeze afwijkingsmogelijkheden. Tenslotte wordt een evaluerende beschouwing gegevenwaarbij ook wordt besproken of de ruimere aanpak van ATW en A&Z ook in het BWtoegepast kunnen worden.

  2. Limitering Ontbindingsvergoeding

    Bij de Tweede Kamer ligt nog steeds het wetsvoorstel wijziging Boek 7, titel 10, BW ivm limitering hoogte vergoeding bij ontbinding arbeidsovereenkomst ogv art. 7:685 BW (Wet limitering ontbindingsvergoeding).

  3. Regels voor uitzendbureaus (tba)

    In de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs is de verplichte vergunning voor tba afgeschaft. Inmiddels heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kenbaar gemaakt dat er een registratieplicht zal worden ingevoerd. Het wetsvoorstel ligt nu bij de Tweede Kamer, de registratieplicht zal bestuursrechtelijk gehandhaafdworden. U onderzoekt de argumentatie die daaraan ten grondslag ligt en gaat na of er geen andere regulerende mogelijkheden zijn zoals bij certificering. U plaatst een enander in het kader van internationale verplichtingen van de IAO en de EU.

  4. Uitzendarbeid: vergunnen of niet vergunnen? Een vergelijking tussen Nederland en België

    Het reguleren van uitzendarbeid veronderstelt een aantal beleidskeuzes. Elk land heeft zo zijn eigen visie over het onderwerp, ook al is er een ILO-verdrag (nr. 181) en ook al zijn er ontwikkelingen binnen de EU om te komen tot een aantal uniforme regels. Een belangrijk discussiepunt is de vraag of men de activiteiten van uitzendkantoren zou moeten controleren door het invoeren van een voorafgaandelijk vergunningssysteem, dan wel een ander systeem. Nederland heeft enkele jaren terug gekozen voor de afschaffing van de vergunningsplicht, maar lijkt op deze keuze terug te komen. België koos enkele jaren terug voor een vergunningsplicht. Welk systeem heeft de voorkeur? Welke juridische vragen zijn aan de orde? Hoe zou een vergunningssysteem in Nederland werken? Vergelijk Nederland en België.

  5. Het betaal-verbod in de Waadi.

    Beschrijf de nut/noodzaak van de wettelijke bepaling. Leg een verband met het IAOVerdrag 181, bezie ook of er nog Europese regels van toepassing zijn. Bezie tevens de werking in de praktijk.

  6. Onderkruipersverbod

    Beschrijf het onderkruipersverbod in de Waadi in relatie tot het nieuwe artikel 15 van de Waadi, dat is opgenomen in het wetsvoorstel registratieplicht uitzendbureaus dat nu bij de Tweede Kamer ligt.

  7. Arbeidsbemiddeling en terbeschikkingstelling van arbeidskrachten in de zeevaart.

    Onderzoek het huidige juridische kader van het plaatsen en werven van arbeidskrachten in de zeevaart. Betrek daar in ieder geval de Waadi en het Wetboek van Koophandel bij. Ook dient in dit kader IAO-Verdrag nr. 22 en IAO-Verdrag 181 besproken te worden. Vergelijk één en ander met de wetsvoorstellen die door het parlement zijn aangenomen in het kader van de goedkeuring en implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag 2006.

  8. De uitzendrichtlijn

    Bij de Tweede Kamer ligt een wetsvoorstel ter implementatie van de Uitzendrichtlijn, de vraag is of deze richtlijn door Nederland goed wordt Geïmplementeerd, of is er sprake van gemiste kansen, schiet de uitzendkracht er iets mee op?

  9. Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd

    Beschrijf de mogelijkheden die de wet kent maar ook verschillende cao’s om een keten van contracten mogelijk te maken voordat er een omzetting plaatsvindt naar een contract voor onbepaalde tijd. Vergelijk dit met de EU regels en jurisprudentie en bespreek de consequenties voor het ontslagrecht en de positie van de werknemer als deze mogelijkheden worden uitgebreid.

  10. Illegale arbeid

    De bestrijding van illegale arbeid blijft een probleem, een aantal jaren terug is de bestuurlijke boete ingevoerd in de Wet arbeid vreemdelingen. De scriptie beschrijft en beschouwt het onderwerp illegale arbeid. In de scriptie worden ook verbanden gelegd tussen de relatie uitzendarbeid en illegale arbeid. De Minister van Sociale Zaken heeft kort geleden ook aangegeven om de boetes verder te verhogen, is dat wenselijk?

  11. Arbeidsverhoudingen in de tuinbouw, bouw, horeca

    Jaarlijks breekt er het nodige tumult uit over de arbeidsverhoudingen in de bovengenoemde sectoren. Werkgevers en koppelbazen willen graag buitenlandse werknemers inschakelen, maar de overheid wil daar ongaarne toestemming voor geven. Zij wil bevorderen, dat Nederlandse werklozen dit werk aanpakken, maar die hebben daar weinig bereidheid toe. Hoe staat het met de verschillende juridische en economische aspecten van dit probleem? Welke oplossingen worden nagestreefd c.q. zouden nagestreefd moeten worden? Betrek daarbij de strakke opstelling van de Minister van Sociale Zaken in het kader van de toepassing van het prioriteitsgenietend aanbod in het kader van de Wav en de inzet van uitkeringsgerechtigden in de tuinbouw.

  12. Toegang tot de arbeidsmarkt, arbeidsmigratie

    Op grond van de Wet arbeid vreemdelingen is het de werkgever verboden om een  vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder een tewerkstellingsvergunning. In dat verband maakt het niet uit of er arbeid wordt verricht op grond van een arbeidsovereenkomst en op grond van een andere constructie. Ook maakt het niet uit of die arbeid bedrijfsmatig of in de privésfeer wordt verricht. De feitelijke werkgever is degene die in beginsel de tewerkstellingsvergunning moet hebben. Centraal voor de verbodsbepaling is het begrip “vreemdeling”. Voor de betekenis daarvan wordt verwezen naar de Vreemdelingenwet. In het kader van een takenanalyse wordt nu verkend door de Ministerie van SZW of in hoeverre Wav op termijn kan worden geïntegreerd in vreemdelingenwetgeving (wenselijkheid en haalbaarheid). De huidige Wav is meer en meer een lappendeken geworden. Van de Wav blijft steeds minder over. Steeds meer categorieën vreemdelingen worden uitgezonderd van de Wav of er is een specifieke regeling waarbij ten dele wordt afgeweken van de Wet. Het meest recente (ingrijpende) voorstel is geweest de kennismigrantenregeling. Waarbij een grote groep vreemdelingen, is vrijgesteld van de Wav. Binnenkort wordt het ook voor de partners van Kennismigranten mogelijk om zonder de tewerkstellingsvergunning naar Nederland te komen. In het huidige systeem van toetsing door UWV wordt nog maar een derde volledig getoetst dat wil zeggen, dat er volledig wordt getoetst of er prioriteitsgenietend aanbod is dat voorrang boven een werknemer van buiten de Europese Economische zou moeten krijgen. In de meeste gevallen vindt een beperkte toets plaats, waarbij de verplichting een vacature eerst te adverteren vervalt. Een klein deel van de vergunningen wordt zonder toets verleend. Bovendien kan de vraag worden opgeworpen of het toetsen aan het prioriteitsgenietend aanbod in Nederland/EU wel zinnig is wanneer de activering van mensen die een uitkering hebben (nog steeds) gebrekkig van de grond komt. Beschrijf de voor en nadelen van de huidige Wav en haartoetsing en bezie dit ook in het licht van de Europese ontwikkelingen.

  13. Aanpassing Wet melding collectief

    Er ligt een wetsvoorstel bij de kamer die de WMCO (Kamerstukken II, 32 718) wil aanpassen, beschrijf de zin en noodzaak van deze aanpassing? Beschrijf ook de huidige toepassing van de WMCO in de praktijk.

  14. Implementatie Richtlijn Europese Ondernemingsraden

    Er ligt een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 32705) ter Implementatievanderichtlijn2009/38/EG,herschikking Europese ondernemingsraden/wijziging Wet op de Europese ondernemingsraden (WEOR) nav aanpassing richtlijn. Heeft Nederland de richtlijn naar behoren geïmplemeerd? Beschrijfde consequenties. En geef u mening.

  15. Verhoging AOW leeftijd

    Er ligt een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer, ter wijziging AOW, Wet inkomstenbelasting 2001, Wet op de loonbelasting 1964 ivm verhoging AOW-leeftijd van 65 naar 66 jaar (Wet verhoging pensioenleeftijd naar 66 jaar). Beschrijf de voorgestelde plannen en betrekking daar ook het concept-pensioenakkoord bij.

  16. Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

    Er ligt een wetsvoorstel bij de Eerste Kamer (Kamerstukken I, 32291), die de gemeentelijke schuldhulp-verlening reguleert, beschrijf dit wetsvoorstel en geef aan of particulieren die in de schuldhulpverlening terecht komen hier iets mee opschieten?

  17. Effectiviteit van de bestuursrechtelijke handhaving van de Wet minimumloon en minimumvakantie

    De handhaving van de WML wordt al weer een aantal jaren bestuursrechtelijk gehandhaafd. Is deze handhaving effectief te noemen?. De Minister van SZW, heeft aangegeven dat hij voortaan een werkweek van 40 uur als norm neemt.

  18. Staande voet ontslag

    Beschrijf het onderwerp staande voet ontslag en geef de ontwikkelingen aan in de jurisprudentie, bijvoorbeeld het weigeren van een redelijk gegeven bevel bij overplaatsingen weigeren van overwerk

  19. Arbeidmogelijkheden asielzoekers

    Asielzoekers die hier meer dan 6 maanden verblijven mogen 24 weken per jaar werken. Beschrijf de wettelijke regelingen en geef aan of dit voldoende is. Er zijn partijen in de Tweede Kamer die vinden dat asielzoekers meer mogen werken.

  20. Richtlijn illegale tewerkstelling

    Er ligt een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ter implimenatie van de richtlijn. Voldoet Nederland volledig aan de Richtlijn illegale tewerkstelling? Beschrijf de richtlijn en haar implementatie en geef uw mening.

  21. Bestuurlijke boeteregeling arbowetgeving en arbeidstijdenwet

    In de Arbeidsomstandighedenwet 1998 is een regeling opgenomen met betrekking tot administratieve boetes op te leggen door de arbeidsinspectie. Ook is er een bestuurlijke boete systeem ingevoerd in de arbeidstijdenwet. De scriptie kan dit onderwerp behandelen door het te plaatsen in het kader van de geleidelijke toename van het gebruik van de administratieve boetes in het totaal van het Nederlandse bestuursrecht. Welke zijn de voor- en nadelen van deze ontwikkeling? Waarom wordt ze nu op een nieuw terrein toegepast? Zijn de modaliteiten van de nieuwe regeling onberispelijk? Wat wordt er in de praktijk van verwacht? Welke uitvoering is inmiddels aan de nieuwe regeling gegeven?

  22. Convenant inloop en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid

    Aan de Tweede Kamer is toegezegd dat er een wettelijke regeling komt om verlies aan pensioenrechten bij arbeidsongeschiktheid en baanwisseling te voorkomen. Het Verbond van verzekeraars en de Pensioenfederatie werken in plaats daarvan aan een convenant. Het convenant is door verbond van verzekeraars voorgelegd aan Commissie gelijke behandeling. Werk een en ander uit en geef daarover uw mening.

  23. Chemische stoffen

    Vele werknemers lopen risico's voor hun gezondheid door aanraking met chemische stoffen. Er zijn dienaangaande EG-regels en nationale regels uitgevaardigd. Maar zijn ze omvattend genoeg en werken ze? Vgl. Boek Grenzenwerk van R. Bal.

  24. Kinderopvang

    Wet van 9 juli 2004 tot regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet kinderopvang). Minister Kamp heeft een aantal wijzigingen voorgesteld om de kinderopvang te kunnen blijven betalen. Daarnaast moet de kwaliteit omhoog en moet het toezicht intensiever worden. Beschrijf deze ontwikkelingen en houdt de plannen van de Minister tegen het licht.

  25. De ontslagvergunning

    Op 28 juni 2011 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen van de leden Van den Besselaar (PVV), Hamer (PvdA en Ulenbelt (SP), waarin de regering wordt Verzocht om de uitvoeringsinstructie (UWV) in te trekken en niet te publiceren (Kamerstukken II, 2010-2011, 29 544, nr 319). De indieners beogen met deze motie het ontslagrecht materieel tebeschermen (Zie Kamerstukken II 29 544, nr. 335) Beschrijf historisch hoe het huidige ontslagvergunningensysteem tot stand gekomen is en beschrijf hoe de Minister vanSociale Zaken en Werkgegelegenheid het ontslagbeleid vaststelt en hoe de beleidsregels, cq de werkinstructies van het UWV daar in passen. Behoeft dit syteem aanpassing op korte termijn of niet?

  26. Controle door werkgevers van werknemers

    Werkgevers krijgen steeds meer mogelijkheden om gedrag werknemers te controleren. Met behulp van extra software in een telefooncentrale kunnen van telefoongesprekken de duur, frequentie, het nummer en evt. het hele gesprek geregistreerd worden. Videocamera's i.v.m. veiligheid registreren ook gedrag van bijv. winkelpersoneel. Deze ontwikkeling heeft een aantal gevolgen:
    * privacy van werknemers kan in het geding komen;
    *bewijspositie werkgevers (werkgevers beschikken in een evt. ontslagzaak over meer bewijs over werknemers dan andersom).

    Van studenten wordt gevraagd over een in overleg nader te bepalen deelonderwerp een scriptie te schrijven.

  27. Privacy in het arbeidsovereenkomstenrecht

    Steeds vaker duiken bij het ten uitvoerleggen van de arbeidsovereenkomst aspecten van privacy op. Denk bijv. aan de gedachte om werknemers te onderwerpen aan verplichte drank- en drugstests. Vaak kan er een conflict bestaan tussen het recht op privacy van de werknemer en de belangen van de werkgever, die ook niet altijd gebagatelliseerd kunnen worden (denk aan de verantwoordelijkheid van de werkgever voor de veiligheid). Volgens welke normen moet dit belangenconflict worden opgelost? Moeten die normen ontwikkeldworden door de rechter, zoals in Duitsland en Nederland of door de wetgever, zoals in Frankrijk? Welke rol hebben de sociale partners en de ondernemingsraad hierin te spelen?

  28. De klokkenluider

    Beschrijf de ontwikkelingen op dit gebied en ook de voorstellen die eerder zijn gedaan om de klokkenluider te beschermen. 

  29. Auteursrechten werknemer

    De auteursrechten van de werknemer zijn in het Nederlands recht niet helder geregeld. In een aantal beroepen (o.a. het wetenschappelijk personeel van de universiteiten), leidt dit tot problemen. Waar liggen de problemen en hoe zou een nieuwe regeling van het auteursrecht van de werknemer eruit moeten zien?

  30. Studiefinanciering door de werkgever

    Menig werkgever betaalt geheel of ten dele de scholingscursussen van de zijn werknemers (denk daarbij aan de kosten van de cursus zelf en aan de tijd van de baas, waarin die cursus vaak wordt gegeven en die vaak wordt doorbetaald). Als tegenprestatie wordt door werkgevers vaak als voorwaarde gesteld, dat de werknemer nog x tijd bij de werkgever in dienst moet blijven en dat hij bij eerder vertrek een bepaald gedeelte aan de werkgever moet terugbetalen. Soms komt het tot rechtszaken over dat soort arrangementen. Soms wordt de materie beheerst door bepalingen in cao’s.

    In deze scriptie wordt de betreffende problematiek uitgediept. Er wordt een overzicht gegeven van de rechtspraak op dit vlak en van cao-bepalingen. Op basis van praktijkonderzoek wordt inzicht verschaft in de dagelijkse praktijk van dit soort arrangementen. Tenslotte wordt er een juridisch oordeel opgebouwd, mede gelet op hetgrondrecht van vrijheid van arbeidskeuze.

  31. Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid

    De Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (WAGA), ingevoerd in december 1999 ter uitvoering van de zogenaamde Detacheringsrichtlijn (96/71/EG), bepaalt aan welke minimumarbeidsvoorwaarden en –omstandigheden de buitenlandse (EU-)werkgever zich moet houden als hij voor een tijdelijke opdracht zijn eigen werknemers in Nederland tewerk stelt.

    De WAGA en/of Detacheringsrichtlijn kan een tweetall mogelijke scriptie-onderwerpen opleveren:
    a. Wat betekent de wet voor de arbeidsrechtelijke positie van een individuele gedetacheerde werknemer uit België/Duitsland (rechtsvergelijking)? Eventueel kan in de scriptie ook een case-study uit de praktijk worden uitgewerkt door interviews bij een bedrijf, zoals een Belgisch bouwbedrijf met veel opdrachten inNederland of andersom.
    b. Hoe verhouden WAGA en de onderliggende Detacheringsrichtlijn zich tot de sociaalzekerheidsrechtelijke (en eventueel fiscaalrechtelijke) regelingen voor een binnen de EU gedetacheerde werknemer. In feite wordt in deze scriptie de gehele rechtspositie van een individuele gedetacheerde werknemer in kaart gebracht.

  32. Sociaal recht en strafrecht

    Het meeste sociaal recht wordt langs civielrechtelijke of bestuursrechtelijke weg gehandhaafd. Het strafrecht speelt slechts een geringe rol bij de handhaving van het sociaal recht. Grosso modo komen wij het alleen tegen in het anti-discriminatierecht, het arbeidstijdenrecht, het arbeidsomstandighedenrecht, de tewerkstelling van kinderen en vreemdelingen en bij de fraude in de sociale zekerheid. Ondanks deze beperkte rol van het strafrecht in het sociaal recht is het toch nuttig om enige aspecten ervan nader uit te lichten. Te denken valt aan zaken als
    - strafrechtelijke aansprakelijkheid ondernemer en/of ander toezichthoudend personeel bij overtreding normen van arbeidstijdenrecht en arbeidsomstandighedenrecht
    - zwaarte van de strafmaat
    - competentie van en prioritering van sociaalrechtelijke overtredingen bij het OM
    - de rol van bestuurlijke boete i.p.v. strafvervolging.

  33. Ontbindende voorwaarde in ontslagrecht

    Inmiddels heeft de HR enkele arresten gewezen waarin omtrent de ontbindende
    voorwaarde in ons ontslagrecht. In de scriptie worden de grenzen van de mogelijkheden van deze ontslag-optie besproken. Ingegaan wordt op de civielrechtelijke context van het begrip, de toepasbaarheid binnen het kader van het ontslagrecht terwijl in een van de ons omringende landen wordt bezien of en hoe de ontbindende voorwaarde daar gestalte krijgt.

  34. Ontbinding arbeidsovereenkomst in Duitsland en België.

    Onlangs is een nieuwe EG-Verordening van kracht geworden m.b.t. de bevoegde rechter in arbeidsgeschillen met een internationaal tintje. Zij komt erop neer, dat dergelijke geschillen aangespannen moeten worden in de woonplaats van de werknemer. Dit betekent, dat wanneer een Nederlandse werkgever in België of Duitsland woonachtige werknemers in dienst heeft, de ontbindingsprocedure in die landen moet plaatsvinden. Hebben rechters in bijv. Turnhout of Aken dat goed in handen? Hoe gaan zij met zulke typisch Nederlandse zaken om? Moet ook de preventieve toetsing krachtens het BBA volgens deze EG-Verordening in het buitenland plaatsvinden? Zo ja, bij welke instantie dan? Hebben die dat goed in handen?

  35. Het afspiegelingsbeginsel

    Bij de ontslagvergunningsprocedure bestaat de verplichting bij bedrijfseconomische reden om het afspiegelingsbeginsel toe te passen. Beschrijf de procedure en de praktijk en geef daarbij aan welke verbeteringen er mogelijk zijn. Is de toepassing van dit beginsel zinnig?

  36. Beëindigingsovereenkomst

    In het ontslagrecht van alledag speelt de beëindigingsovereenkomst een nietonbelangrijke rol. U onderzoekt de literatuur en de heersende leer over dit vraagstuk, waarin zowel het algemene burgerlijk recht als het arbeidsrecht zijn invloed heeft. U onderzoekt in hoeverre een der hoofd-beginselen van het arbeidsrecht, de bescherming van de zwakker geachte werknemer - gestalte krijgt; U beziet hoe zulks in Duitsland en/of Frankrijk is geregeld.

  37. Het sociaal plan

    Voor collectief ontslag wordt vaak een sociaal plan gemaakt, waarin bijvoorbeeld, de ontslagkeus, outplacement, ontslagvergoedingen en aanvullingen bij aanvaarding van lager betaal werk elders geregeld worden. Meestal wordt een sociaal plan met de vakorganisaties overeengekomen. In deze scriptie staat de vraag centraal wat de status van het sociaal plan is en hoe dat zich verhoudt met de ontslagbescherming, die wettelijk aan de werknemer(s) toekomt.

  38. Het ontslag van werknemers door de curator

    Curatoren zetten vaak in een faillissement per onmiddellijk de werknemers op straat. Volgens het oude recht mochten ze dat ook, maar hierdoor werd de mogelijkheid geopend voor ‘misbruik van faillissement’. Een nieuwe wettelijke regeling wil dit misbruik tegengaan. De scriptie beschrijft hoe het ontslag van werknemers in faillissement werd uitgezonderd van het algemene ontslagrecht met zijn preventieve toetsing. Hoe dit kon leiden tot ‘misbruik van recht’; de jurisprudentie die daarover is ontstaan alsmede de rechtsleer; de betekenis van EG-rechtlijn 98/50 op dit vlak en de implementatie daarvan in de wet Stb. 2002/215 (Kamerstukken 27 469).Hoe zal het nu verder gaan met de ontslagverlening door de curator? Binnen welke marges moet hij zich houden?

  39. Enkele aspecten van de rechten van werknemers in faillissement

    Sinds jaar en dag zijn de vorderingen van werknemers in faillissement maar in betrekkelijke mate beschermd. Hoe verhoudt de bestaande bescherming zich met het nieuwe IAO-Verdrag tot bescherming van de rechten van werknemers in faillissement? Meer in het bijzonder wordt aandacht besteed aan de recente ontwikkelingen in de rechtspraak met betrekking tot de ontslagvergoeding in faillissement. Valt die onder de preferenties? Is de UWV bereid die over te nemen in het kader van de regeling van art. 61 WW? Is er al gevolg gegeven aan de "uitdaging" aan de wetgever, die vervat ligt in CRvB 27 oktober 1992, RSV 1993, p. 101? Welke veranderingen zijn er gekomen in de rechtsbescherming van de werknemers tegen ontslag in faillissement? Werken die in de praktijk? Welke wettelijke initiatieven lopen er om nog weer nieuwe veranderingen aan te brengen in de rechten van werknemers in faillissement? Zijn dat verbeteringen of verslechteringen?

  40. Schorsing

    Tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst kan de werknemer om uiteenlopende redenen geschorst worden, zoals slecht functioneren, onhoudbare (economische situatie), in afwachting van een ontslagvergunning of ontbinding e.d. De rechter zal schorsing echter slechts onder bepaalde voorwaarden acceptabel achten. Onderzocht dient te worden aan welke criteria voldaan moet zijn, wil een schorsing gerechtvaardigd geacht worden en of daar wellicht richtlijnen voor te creëren vallen.

  41. Flexicurity

    De Europese Raad heeft in 2007 gemeenschappelijke beginselen vastgesteld voor de ontwikkeling van flexicurity-beleid in de lidstaten van de Europese Unie. De EU-landen moeten zowel de flexibiliteit als de zekerheid op de arbeidsmarkt versterken. Welke gevolgen kan of zou dat moeten hebben voor het arbeidsrecht en het arbeidsmarktbeleid in de lidstaten? Deze vraag kan voor 1 of meer landen worden onderzocht.

  42. Werkzekerheid

    Juridische basis werkzekerheid.In discussies over de arbeidsmarkt wordt steed vaker gesproken over werkzekerheid. Dat is de zekerheid om aan het werk te komen, aan het werk te blijven en je te ontwikkelen op de arbeidsmarkt, maar niet per se in dezelfde baan bij dezelfde werkgever. Werkzekerheid verschilt daarmee van baanzekerheid en ook van sociale zekerheid. Welke juridische basis kent werkzekerheid in Nederland en andere landen en welke juridische basis is eventueel te ontwikkelen?

  43. Arbeidsrecht en de Crisis

    invloed van de crisis op het arbeidsrecht (en andersom)alle landen ondergaan de invloed van de financiële crisis. Wat betekent dat voor het arbeidsrecht? Worden er nieuwe rechten en regelingen ontworpen (denk aan de deeltijd-WW in Nederland), worden er juist regelingen afgeschaft of komen bepaalde regelingen extra onder druk te staan. Wat is het effect van deze regelingen in de praktijk?

  44. Vertegenwoordiging van zzp’ers

    Zelfstandigen zonder personeel zijn een groeiende groep op de arbeidsmarkt. De zzp’eris geen werknemer. Om die reden wordt hij of zij ook niet of niet vanzelfsprekend vertegenwoordigd in de bestaande medezeggenschaps- en overlegstructuren. Zo hebben zzp’ers geen stem in de Sociaal-Economische Raad. Is het wenselijk en mogelijk dat het recht zzp’ers meer inspraak en zeggenschap gaat bieden?

  45. Aanspraken op CAO-fondsen

    In Nederland bestaan zo’n 200 CAO-fondsen, vooral fondsen die bestemd zijn voor scholing van werknemers en arbeidsmarktbeleid. Over het reilen en zeilen en de financiële situatie van deze fondsen is weinig bekend. Ook is het de vraag wat nu precies de voorwaarden zijn waaronder werkgevers en werknemers een beroep kunnen doen op de betreffende fondsen. Zijn bijvoorbeeld bepaalde groepen werknemers (denk aan kortdurende contracten) uitgesloten? Worden scholingsaanvragen voor omscholing naar een andere sector gehonoreerd of niet?

  46. Decent work

    De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) heeft een Decent Work Verdrag vastgesteld. De bedoeling is om in de aangesloten landen decent work te bevorderen. Hoe verhoudt zich dat tot de ontwikkeling en hervorming van het arbeidsrecht en de sociale zekerheid? Zijn er criteria aan te geven waarmee deze rechtsgebieden vanuit decent work perpectief zijn te beoordelen en te bestuderen? Hoe staat Nederland ervoor, in vergelijking tot andere landen?

  47. Arbeidsrecht jongeren

    Moet het arbeidsrecht beter op de kleintjes letten? Nederlandse jongeren hebben massaal en al op vroege leeftijd een bijbaantje. Voor de jongste groepen gelden speciale regels in het licht van kinderarbeid. Zijn deze regels nog van deze tijd? Zijn ze te strikt of juist te ruim?

  48. Vakverenigingsrecht

    In het stelsel van de Nederlandse arbeidsverhoudingen hebben de vakbonden zich een vaste plaats verworven. Over het representativiteitsvraagstuk is nog wel eens discussie: wanneer moet een vakbond toegelaten worden tot het collectief overleg met de werkgever? Daarnaast speelt de vraag in hoeverre aan het vakbondslidmaatschap voordelen verbonden kunnen worden. Deze voordelen behoeven niet alleen in de sfeer van rechtsbijstand aan vakbondsleden te liggen, maar kunnen bij voorbeeld ook gaan over afvloeiingsregelingen. Afspraken daarover worden volgens sommigen - bij voorbeeld in het onderwijs - wel gemaakt, volgens anderen gebeurt dit beslist niet. Daarnaast speelt het zgn. bedrijvenwerk een rol en een eventuele werkgeversbijdrage daarvoor. In de scriptie wordt één van deze onderwerpen verder uitgediept. Daarbij wordt aandacht besteed aan o.a. de eventuele invloed van de dalende organisatiegraad, het veranderdledenbestand van de vakbonden (relatieve toename vrouwen bij voorbeeld) en de veranderingen op de arbeidsmarkt (toename flexibele arbeidscontracten) op de positie van de vakbonden.

  49. Bevordering van naleving van collectieve arbeidsvoorwaarden langs andere weg dan de bestaande handhavingsinstrumenten

    Er zijn verschillende handhavingsinstrumenten (zoals civiele rechter, toezicht door caopolitie, bedrijfsrechtspraak, collectieve actie) om collectieve arbeidsvoorwaarden (cao’s) te handhaven . Deze instrumenten hebben met elkaar gemeen hebben dat het gaat om het verbinden van negatieve consequenties aan niet-naleving (dus achteraf). In de praktijk worden deze instrumenten niet altijd ingezet om te bewerkstelligen dat in cao’s vastgelegde arbeidsvoorwaarden worden nageleefd. De vraag is of het achteraf corrigeren om naleving van cao’s te bevorderen altijd effectief is? Of gaat het bij nietnaleving ook om te bevorderen dat bedrijven zich aan de cao houden. Moet handhaving – anders gezegd - niet dusdanig werken dat bedrijven de perceptie hebben (dus vooraf) dat zij bij niet-naleving ook inderdaad op consequenties kunnen rekenen?

  50. Effectiviteit van de wijze van handhaving van collectieve arbeidsvoorwaarden

    Collectieve arbeidsvoorwaarden nemen binnen het arbeidsrecht een bijzondere positie in. Veel werkgevers en werknemers hebben te maken met arbeidsvoorwaarden die door anderen, werkgeversorganisaties en vakverenigingen, zijn opgesteld. Collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) zijn bijzondere overeenkomsten. Werkgevers en werknemers die gebonden zijn aan een cao, zijn verplicht de daaruit voor hen geldende verplichtingen “te goeder trouw ten uitvoer te brengen”. Oftewel, zij zijn gehouden tot naleving. Naleving van in cao’s vastgelegde arbeidsvoorwaarden beoogt oneerlijke concurrentie te voorkomen, zowel tussen bedrijven als tussen arbeidskrachten.

    Uiteraard houden veel werkgevers zich aan de cao’s, maar niet altijd. Er zijn signalen dat in verschillende bedrijfstakken sprake is van een stelselmatig en niet-structurele naleving van cao’s. Sommige werkgevers ontplooien zelfs malafide praktijken. Tegen deze achtergrond komt de vraag op in hoeverre de bestaande handhavingsmethoden van collectieve arbeidsvoorwaarden (zoals civiele rechter, toezicht door cao-politie, bedrijfsrechtspraak, collectieve actie) die als beoogd effect hebben het voorkomen van neerwaarts concurreren op arbeidsvoorwaarden, voldoende effectief zijn. Onderzoek welke handhavingsinstrumenten vanuit het perspectief van de cao-partijen (werkgevers en vakbonden) er tot naleving van cao’s zijn, en de mate waarin deze handhavingsinstrumenten daadwerkelijk worden ingezet. Vergelijk Nederland met een of meer van de volgende EU-lidstaten: Frankrijk, België, Zweden en/of Engeland.

  51. Handhavingsinstrumenten

    Onderzoek wat de redenen zijn waarom in Nederland bestaande handhavingsinstrumenten van cao’s door vakbonden niet of nauwelijks worden ingezet. Onderzoek vervolgens of er andere vormen en/of het op andere wijze inzetten van (nieuwe?) handhavingsinstrumenten van cao’s vanuit het perspectief van vakbonden gewenst is en waaraan in dat verband kan worden gedacht?

  52. Dispensatie van de cao

    In steeds meer cao’s is de laatste jaren de mogelijkheid geopend om aan de caopartijen dispensatie van cao-bepalingen te vragen. De scriptie behelst met name een praktijk-onderzoek, waarbij van een flink aantal bedrijfstak-cao’s de dispensatiebepalingen beschreven en bestudeerd worden, wordt nagegaan hoe zij in de praktijk functioneren (met name lettend op tijdsduur behandeling aanvraag, voorwaarden, geschillenregeling, enz.) en op de mate waarin van die bepalingen gebruik wordt gemaakt.

  53. Het selectief verbindend verklaren van CAO-bepalingen

    De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft via een wijziging van het Toetsingskader algemeen verbindend verklaring van CAO-bepalingen het selectief verbindend verklaren van CAO-bepalingen geïntroduceerd via een uitleg van het begrip algemeen belang dat in de Wet AVV wordt gebruikt. U gaat na wat de consequenties van een dergelijk selectief verbindend verklaren van CAO-bepalingen zullen zijn en of dit in overeenstemming is met de relevante verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie. Ook gaat u na hoe de verbindendverklaring van CAO-bepalingen in België is geregeld en of een dergelijke selectief verbindend verklaren daar tot de mogelijkheden behoort.

  54. De positie van de zogenoemde art. 14 werknemer

    Art. 14 Wet op de CAO heeft betrekking op de relatie tussen de aan een CAO gebonden werkgever en de daar niet aan gebonden werknemer. Op grond van dat artikel moet de gebonden werkgever de arbeidsvoorwaardelijke CAO-bepalingen ook in acht nemen bij arbeidsovereenkomsten die hij aangaat met niet gebonden werknemers. De rol en het bestaansrecht van dit artikel staan regelmatig ter discussie. U onderzoekt de functie van dit artikel in het kader van de arbeidsvoorwaardelijke CAO-bepalingen en of het bestaan van dit artikel (nog) gerechtvaardigd is. U gaat tevens na of in een van de ons onringende landen een vergelijkbare regeling voorkomt of een redelijk alternatief.

  55. De internationale werking van CAO-bepalingen

    De internationale mobiliteit van werknemers leidt er toe dat werknemers (tijdelijk) op het grondgebied van een andere staat gaan werken en daarmee met een andere rechtssfeer te maken krijgen. Wat betekent deze wijziging voor de toepassing van Nederlandse CAO bepalingen. Hebben deze grensoverschrijdende werking of juist niet?. Wat te doen wanneer blijkt dat de werknemer onder meerdere CAO’s valt?

  56. Het obligatoire gedeelte van de collectieve arbeidsovereenkomst Obligatoire bepalingen

    Obligatoire bepalingen zijn die bepalingen, die uitsluitend bedoeld zijn te werken tussen de CAO-partijen zelf. Het gaat dan om de relatie tussen de werkgevers(organisaties) en de vakbonden. Alleen de CAO-partijen zelf kunnen nakoming van een dergelijke bepaling vorderen (bijvoorbeeld het instellen van een onderzoek naar de mogelijkheden van prepensionering binnen de bedrijfstak).Vergelijking van het Belgisch en Nederlands recht.

  57. De algemeen verbindend verklaring van collectieve arbeidsovereenkomst

    Partijen die met elkaar een bedrijfstak-cao overeenkomen kunnen bij de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Arbeidsinspectie) een verzoek indienen om bepalingen van hun cao algemeen verbindend te verklaren voor de bedrijfstak. Door een algemeen verbindend verklaring (AVV) gelden de cao-bepalingen in beginsel voor alle werkgevers en werknemers die in de betreffende bedrijfstak werken en voor zover zij werkzaamheden verrichten die vallen binnen de werkingssfeer. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verklaart cao-bepalingen die niet in strijd zijn met bestaande wet- en regelgeving of het overheidsbeleid algemeen verbindend. Ook een avv-verzoek moet aan bepaalde eisen voldoen.(Zie het Toetsingskader AVV) Ga voor een volledig overzicht van AVV-cao’s naar www.szw.nl Maak een vergelijking van het Europese, Belgische en Nederlandse recht.

  58. Cao en Mededinging

    in art. 1 lid 2 van de Wet CAO staat dat een CAO ook betrekking kan hebben op arbeidsvoorwaarden van personen die werkzaam zijn op overeenkomsten tot aanneming van werk en van opdracht. Een vergelijkbare bepaling staat in art. 2 lid 4 van de Wet AVV. In een visie-document zet de Nederlandse mededingingsautoriteti uiteen dat die regelingen in strijd zouden zijn met deEuropesemededingsregels.

  59. De afspraken tussen ondernemer en Ondernemingsraad op het vlak van arbeidsvoorwaarden

    Reeds enige tijd wordt in Nederland gesproken over de vraag of de afspraken tussen ondernemingsraad en ondernemer een duidelijker wettelijke regeling moeten krijgen. In de literatuur is deze zaak aan de orde gesteld; in recente SER-Adviezen en Kamerstukken is erover gesproken en er is natuurlijk ook de rechtspraak m.b.t. de huidige situatie. In wetsontwerp 24 615 komt de wetgever over dit onderwerp ook tot een stellingname. Een scriptie over dit onderwerp zou tot inhoud kunnen hebben: een beschrijving van de huidige juridische regeling van de afspraken tussen ondernemer en ondernemingsraad (inclusief de stand van de jurisprudentie), een overzicht van de opvattingen bij SER, regering en parlement en in de literatuur over wenselijke veranderingen, en een rechtsvergelijking met Duitsland (de Beriebsvereinbarung). Op basis van dat onderzoek zou dan een bespiegeling gehouden kunnen worden over de sociaalpolitieke aspecten van een duidelijker wettelijke regeling en conclusies m.b.t. een wenselijk behoud of verandering van het artikel getrokken kunnen worden.

  60. Perspectieven voor de medezeggenschap bij voortschrijdende ontwikkeling van de onderneming tot "flexible" firm

    Steeds veelvuldiger werken ondernemers met allerlei vormen van flexibele arbeid - uitzendkrachten, bepaalde tijd contracten, detachering, additionele arbeid, leerlingarbeid, subcontracting, free-lance, etc - waardoor een tweedeling ontstaat tussen "vaste kern" en "satelliet personeel" - de zgn. "flexible firm". Welke consequenties heeft deze ontwikkeling op het medezeggenschapsrecht van met name de Wet op de Ondernemingsraden, de Structuurwet, de Wet Melding Collectief Ontslag, de Fusiegedragsregels?

  61. Huisbezoeken in het kader van controle leefsituatie in de sociale zekerheid

    Er ligt een wetsvoorstel (Kamerstukken II, 31 929) met een aanvullende regeling rechts-gevolgen van het niet-meewerken aan een huisbezoek ivm controle leefsituatie in de sociale zekerheid. Geef de juridische complicaties van controle in huizen van uitkeringsgerechtigden aan.

  62. Uitwerking fraude-aanpak

    10 maart 2011 is een brief aan de Tweede Kamer gezonden met voorstellen om het sanctieregime in zowel de uitkeringswetten als de arbeidswetten aan te scherpen en een aantal bestuursrechtelijke bevoegdheden toe te voegen. Werk de voorstellen uit en geef uw commentaar, betrek daarbij enige arbeidsrechtelijke wetten.

  63. Visserijverdrag (Work in fishing convention, 2007)

    Het verdrag dient ter bescherming en bevordering van de rechten van vissers (werkzaam in de commerciële visserij); onder andere mbt sociale zekerheid en bescherming tegen arbeidsgerelateerd(e) ziekte, letsel of overlijden. Geef aan of Nederland moet doe nom aan de verdragsbepalingen te kunnen voldoen,

  64. Herziening arbeid en zorgwetgeving

    Wijziging naar aanleiding van Kabinetsvisie over Beleidsverkenning modernisering verlof en arbeidstijden Stand: ingediend bij Tweede Kamer. Bespreek de plannen en geef u mening over de voorgestelde plannen.

  65. Pensioenen en mobiliteit

    De huidige pensioenregels lijken het niet aantrekkelijk te maken om voortijdig met werken op te houden (of om langer door te gaan). Ook op halve kracht gaan werken is niet zo aantrekkelijk. Hoe zit de problematiek precies in elkaar? Een rechtsvergelijkend onderzoek met het Duitse stelsel is zinnig, omdat de Duitsers maatregelen hebben genomen om met pensioenwetgeving wel mobiliteit te bevorderen. De student wordt uiteraard wegwijs gemaakt in de Duitse regelingen.

  66. De zelfstandigheidsverklaring: meer zekerheid voor ZZP-ers of niet?

    Soms is moeilijk te bepalen of iemand als werknemer op arbeidsovereenkomst werkzaam is dan wel als zelfstandige zonder personeel. Noch door de fiscus in verband met de loonbelasting, noch door het UWV in verband met premiebetaling en uitkeringsrechten kan vooraf met volledige zekerheid worden bepaald of er sprake is van inderdaad zelfstandig ondernemerschap of een dienstbetrekking. Na een aantal noodverbanden, zoals de Verklaring arbeidsrelatie (VAR) zal er wetgeving komen inzake de ZZP’ers. In de scriptie worden de problemen met betrekking tot de ZZP’er geanalyseerd en bezien of via wetgeving ene bevredigende oplossing van dit vraagstuk kan worden bereikt(Wil)

  67. Beperking export uitkeringen

    In 1999 is de Wet beperking export uitkeringen aangenomen, die nog maar in specifieke gevallen export van de Nederlandse socialezekerheidsuitkeringen toelaat. U analyseert de wet en de wijzigingen aangebracht in andere wetten en u gaat na of de wet in overeenstemming is met het internationale recht

  68. Zwart werk

    De omvang van zwart werk is slechts bij benadering bekend. Veelal gaat het om illegale vreemdelingen, mensen met een uitkering of studenten, scholieren of huisvrouwen. In de dienstverlening, de landbouw, de tuinbouw en de horeca komt het meeste zwarte werk voor. In deze scriptie wordt nagegaan hoe de rechtspositie van de zwartwerker is en hoe er wordt afgerekend als het zwarte werk door het UWV of de fiscus wordt ontdekt.

  69. De directeur-grootaandeelhouder

    Een aantal personen is in dienst van de eigen besloten vennootschap. Soms heeft die bv wel een eigen onderneming, soms is de enige 'onderneming' dat de bv de directeur aan derden ter beschikking stelt. Na te gaan is hoe het arbeids- en sociale verzekeringsrecht met de directeur-grootaandeelhouder omgaat in de verschillende situaties.

  70. Mede-aansprakelijkheid van het dienstbenuttende bedrijf voor de nalevingvan de premieplicht sociale zekerheid, de arbeidsvoorwaarden en dearbeidsomstandigheden-bepalingen bij subcontracting/outsourcing?

    Steeds vaker komt het voor, dat bedrijven ertoe overgaan delen van hun activiteiten uit te besteden aan gespecialiseerde bedrijven. Denk aan de schoonmaak, de restauratieve voorzieningen, de beveiligingsdiensten, enz. In het kader van de Wet Ketenaansprakelijkheid is er een bepaalde verantwoordelijkheid van de hoofdaannemer voor de afbracht van premies door de onderaannemer. Geldt die regeling algemeen voor subcontracting/outsourcing of alleen voor specifieke types? Voorts rijst de vraag of het bedrijf, dat gebruik maakt van dergelijke subcontracting/outsourcing geheel buiten de naleving van de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandighedenbepalingen staat.

  71. Onverzekerden in de Zorgverzekeringswet

    Wie voor de AWBZ is verzekerd, is verplicht zich voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) te verzekeren. In de Zvw is dus geen sprake van een verzekering van rechtswege. Gevolg hiervan is dat er een groep onverzekerden bestaat. Wie geen zorgverzekering met een particuliere zorgverzekeraar heeft afgesloten kan in de regel geen aanspraak maken op zorg of vergoeding van zorgkosten. Wie verplicht is een zorgverzekering voor zichzelf of een ander (kinderen) af te sluiten en dat niet doet, wordt bestraft met een bestuurlijke boete ex art. 96 Zvw. Het is de vraag of het instrument van de bestuurlijke boete wel het meest geschikt is om het aantal onverzekerden terug te dringen. Bij de TK is een wetsvoorstel aanhangig om dit probleem op te lossen (Kamerstukken II 2009/10, 32 150 nrs. 1-5). In uw scriptie onderzoekt u in hoeverre dit wetsvoorstel het probleem van de onverzekerden zou kunnen oplossen.

  72. Privatisering van de sociale zekerheid

    De wettelijke sociale zekerheid komt onder druk te staan en van steeds meer onderdelen wordt onderzocht of deze geprivatiseerd kunnen worden. Breng de stand van zaken van de ontwikkelingen op dit terrein in kaart en geef aan welke randvoorwaarden (verzekeringstechnisch, grondwettelijk, internationaalrechtelijk) beperkingen stellen aan de omvang en wijze van privatisering

  73. De goed overheidswerkgever

    In het civiele arbeidsrecht vormt art. 7:611 BW inzake het goed-werkgeversschap een belangrijke kapstokbepaling. In het ambtenarenrecht ontbreekt een vergelijkbare bepaling. Er is echter een wijziging van de Ambtenarenwet voorzien waardoor het begrip ‘goed overheidswerkgever’ in de toekomst zal worden ingevoerd. In uw scriptie onderzoekt u hoe het begrip ‘goed overheidswerkgever’ in de Ambtenarenwet gestalte zal krijgen en of deze aanvulling van de Ambtenarenwet iets toevoegt aan de reeds bestaande beginselen van algemeen behoorlijk bestuur die een overheidswerkgever in acht hoort te nemen bij de bepaling van de rechtspositie van ambtenaren.

  74. Mediation in het ambtenarenrecht

    Mediation vormt een interessant alternatief ter voorkoming van vaak langdurende en slepende procedures. Ook in het ambtenarenrecht lijkt mediation een steeds belangrijkere plaats in te nemen. In uw scriptie onderzoekt u op welke wijze mediation in het ambtenarenrecht kan worden te toegepast. En gaat u in op de vraag welke voordelen en/of nadelen mediation heeft in vergelijking met het bestuursprocesrecht. Een interview met bijvoorbeeld een mediator, advocaat en/of rechter kan een onderdeel vormen van uw onderzoek.

  75. Ontslagrecht van personeel bij het openbaar en het bijzonder onderwijs

    Om voor (volledige) subsidie in aanmerking te komen, dienen de arbeidsvoorwaarden van personeel bij het bijzonder onderwijs zoveel mogelijk afgestemd te zijn op de arbeidsvoorwaarden van het personeel bij het openbaar onderwijs. Dit neemt niet weg dat met name op het gebied van het ontslagrecht nog steeds aanzienlijke verschillen bestaan. In uw scriptie onderzoekt u of het wenselijk is dat deze verschillen blijven bestaan en of een verdere gelijkschakeling op dit punt in de toekomst mogelijk en/of wenselijk is.

  76. Een sociaal plan voor ambtenaren

    In de marktsector worden de gevolgen van een reorganisatie doorgaans geregeld in een sociaal plan en speelt de Wet Melding Collectief Ontslag een belangrijke rol. In de overheidssector is de regeling voor het reorganisatie-ontslag recent op een aantal punten gewijzigd. De herplaatsing van met ontslag bedreigde ambtenaren is hierbij nog belangrijker geworden. Voorts zijn het zogenaamde anciënniteits- en afspiegelingsbeginsel terug te vinden in de nieuwe regeling. In uw scriptie vergelijkt u het sociaal plan voor ambtenaren met vergelijkbare sociale plannen in de marktsector. Ook besteedt u aandacht aan de gevolgen van (weigering van) herplaatsing of afwijking van de ontslagvolgorde in verband met het recht op een (bovenwettelijke) werkloosheidsuitkering.

  77. Wetsvoorstel Wet normalisering rechtspositie ambtenaren

    Bij de TK is ingediend een initiatiefwetsvoorstel van de kamerleden Koser Kaya en Van Hijum (Kamerstukken II 2009/10, 32550 (nrs. 1-3) om werknemers in dienst van de overheid voortaan in dienst te nemen op basis van een arbeidsovereenkomst in plaats van een aanstelling als ambtenaar. De term ambtenaar zal daarbij overigens niet verdwijnen en evenmin de Ambtenarenwet. Dit wetsvoorstel roept tal van vragen op zoals welke doelstellingen de wetgever met dit voorstel wenst te bereiken, maar vooral ook de vraag op welke wijze de overgang van een aanstelling naar een arbeidsovereenkomst geregeld zou moeten worden. In uw scriptie onderzoek u deze deelvragen en zou u ook nog kunnen ingaan op de vraag in hoeverre Nederland met dit voorstel in de pas loopt met andere ons omringende landen waarin de rechtspositie van overheidspersoneel al dan niet afwijkend van die van gewone werknemers is geregeld.

  78. De bestuurlijke lus in het ambtenarenprocesrecht

    In het bestuursprocesrecht is recent de zogenoemde bestuurlijke lus geïntroduceerd. Dit is een nieuwe afdoeningsmodaliteit bedoeld om finale geschilbeslechting binnen het ambtenarenrecht te bevorderen. De bestuurlijke lus zou vooral ingezet kunnen worden wanneer het zelf voorzien in de zaak (een uitspraakbevoegdheid van de bestuursrechter) niet gemakkelijk kan worden gehanteerd vanwege het discretionaire karakter van de meeste bevoegdheden van de overheidswerkgever. In uw scriptie onderzoekt u in hoeverre de bestuurlijke lus kan bijdragen aan het sneller finaal afdoen van rechtspositionele geschillen in het ambtenarenrecht. Naast een jurisprudentieonderzoek is het wenselijk dat u voor uw scriptie enig veldwerk (interviews met rechtshulpverleners, advocaten, rechters etc.) verricht.

  79. Rechters benoemd voor het leven of is ontslag mogelijk?

    Rechters worden in principe voor het leven benoemd en kunnen dus niet zoals ‘gewone’ ambtenaren of werknemers worden ontslagen. De bijzondere staatsrechtelijke positie van rechters wordt door sommigen ter discussie gesteld. Daarbij wordt wel bepleit dat rechters die niet goed functioneren (of die uitspraken doen die niet passen in het beleid van de wetgevende of uitvoerende macht) ontslagen zouden moeten kunnen worden. Ook wordt voorgesteld om rechters nog slechts een tijdelijke aanstelling te verlenen. De benoeming van hoogleraar strafrecht Buruma in de Hoge Raad heeft ook laten zien dat de politiek zich steeds meer wil bemoeien met de benoeming van rechters. Het voorgaande raakt aan de fundamentele scheiding tussen de rechterlijke, de wetgevende en de uitvoerende macht. In de praktijk blijkt overigens dat rechters op bepaalde gronden wel degelijk ontslagen kunnen worden. In uw scriptie geeft u allereerst weer hoe de huidige ontslagbescherming van rechters is geregeld en wat daarvan de ratio is. Vervolgens gaat u na in hoeverre het wenselijk is dat rechters om meer ‘politieke’redenen ontslagen dan wel benoemd zouden kunnen worden.

  80. Sociale zekerheid politieke ambtsdragers

    Het bestaan van gekozen volksvertegenwoordigers zoals leden van de Tweede Kamer, maar ook benoemde politieke ambtsdragers (ministers; staatssecretarissen en gedeputeerden) kan behoorlijk onzeker zijn. De (plotselinge) val van een kabinet kan ertoe leiden dat betrokkenen van de ene op de andere dag ‘werkloos’ op straat komen te staan. Om het niet al te onaantrekkelijk te maken de eigen loopbaan op te geven voor een onzeker bestaan in de politiek geldt vanouds de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Wet Appa). Bij wet van 17 februari 2010, Stb. 2010, 72 is deze wet gewijzigd om de rechtspositie met name op het terrein van de sociale zekerheid van politieke ambtsdragers meer in overeenstemming te brengen met die van ‘gewone’ ambtenaren en werknemers. Zo is er bijvoorbeeld een sollicitatieplicht ingevoerd voor ‘werkloze’ politieke ambtsdragers. In uw scriptie onderzoekt u tot welke wijzigingen in de rechtspositie van politieke ambtsdragers deze wetswijziging heeft geleid en in hoeverre de verschillen op het terrein van de sociale zekerheid tussen politieke ambtsdragers en ambtenaren/werknemers hierdoor zijn verminderd.

  81. Nadere aanduiding van aangetroffen persoon in Wet minimumloon enminimumvakantiebijslag

    Aanpassing WML nodig vanwege uitspraak Afdeling Rechtspraak RvS (Zaak Verschoor). Beschrijf de uitspraak en geef aan wat Nederland dient aan te passen aan de WML.

  82. De open coördinatie methode als reguleringsvorm in het Europees sociaal beleid

    Europese sociale politiek kan gevoerd worden op verschillende manieren. Traditioneel gebeurde dit voornamelijk door middel van regulering op grond van richtlijnen. Zowel voor als na de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 tot 25 lidstaten, blijkt een consensus, zelfs een noodzakelijke gekwalificeerde meerderheid, in het domein van het arbeidsrecht en het sociaal beleid steeds moeilijker tot stand te komen. Ondertussen levert de Europese Werkgelegenheidsstrategie nieuwe ervaringen en inzichten op met de zogenaamde ‘open coördinatiemethode’. De vraag is of deze vorm van interactie tussen de EU en de lidstaten de komende decennia van Europese sociale politiek zal kenmerken.

  83. Europese cao

    De sociale dialoog tussen werkgevers en werknemers op Europees niveau kan de laatste jaren op steeds meer belangstelling rekenen. In het EG-Verdrag wordt uitdrukkelijk gesproken over de mogelijkheid van het afsluiten van Europese CAO's. De eerste twee van dergelijke akkoorden zijn er al (over ouderschapsverlof en flexibele arbeidsrelaties).
    Onderzocht zou kunnen worden wat de mogelijkheden zijn om op Europees niveau tot overeenstemming te komen tussen werkgevers en werknemers; in welke organen zijn zij hiertoe reeds georganiseerd; wat zijn de mogelijkheden om tot een Europese CAO te komen; wat kan dit bijdragen aan het Europese sociale beleid?

  84. De sociale dimensie van de Europese interne markt

    Er is al veel geschreven over de sociale dimensie van de Europese interne markt. Veel gehoorde kritiek is dat deze zijde van de medaille onderbelicht is gebleven en achterblijft bij de ontwikkeling van de economische ontwikkeling. Een goede inventarisatie van de standpunten van de Nederlandse werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede van hun Europese koepelorganisaties ontbreekt echter. De scribent kan zich verdienstelijk maken door deze standpunten te onderzoeken en te analyseren met als centraal uitgangspunt: welk sociaal Europa staan de sociale partners voor?

  85. De zee-arbeidsovereenkomst

    Het wetsvoorstel ter implementatie van het Maritiem Arbeidsverdrag 2006 komt met een Wettelijke regeling van de zee-arbeidsovereenkomst. Beschrijf de zeearbeidsovereenkomst En het verschil met de reguliere arbeidsovereenkomst. Vergelijk een en ander ook met de bepalingen uit het Wetboek van Koophandel.

  86. Het werkgelegenheidsbeleid van de EU.

    De Europese richtsnoeren. Op basis van artikel 128, tweede lid, van het Verdrag voorziet in een jaarlijkse vaststelling, op grond van een voorstel van de commissie, van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. Hoe worden deze richtlijnen in Belgie en Nederland toegepast?

  87. Sociale grondrechten in een Europese Grondwet.

    Geef een analyse van de sociale grondrechten in de Europese conventie. Vergelijk de Europese conventie met het ESH.

  88. Het beperken van sociale zekerheidsrechten van derde landers

    Op welke wijze kunnen we in het algemeen of in het bijzonder de sociale zekerheidsrechten in perken van derde landers. Bespreek de mogelijkheden en maak een rechtsvergelijking met Denemarken.

  89. Het portretrecht van de sportbeoefenaar

    Talrijke sporters worden echte sterren. Zij krijgen daardoor een heel aparte waarde. Zeer in trek zijn afbeeldingen van bekende sportlieden. Hiervoor wordt vaak groot geld op tafel gelegd. Dit opent ook talrijke juridische vragen: Heeft een sporter een portretrecht? Hoe worden zijn rechten op andere wijze beschermd? Welke voorwaarden zijn er om sportafbeeldingen te maken, te publiceren en te commercialiseren? In welke mate kan een sporter zijn portretrecht verkopen? Kunnen clubs, shirt-sponsors of federaties aanspraak maken op het portretrecht van een sporter? Dit onderzoek wordt zowel vanuit het Nederlands als vanuit het Belgisch recht bekeken.

  90. Naar een wet op de beroepssportbeoefening?

    In België bestaat een apart instituut voor de beroepsbeoefening. In Nederland is dit onbekend. In dit onderzoek wordt bekeken of het wenselijk is om een speciale wettelijke regeling in het leven te roepen (en met welke inhoud)?

  91. De positie van de trainer

    Veel sportverenigingen werken met een trainer die voor zijn werkzaamheden een vergoeding ontvangt. Wat is de status hiervan en is sprake van een arbeidsovereenkomst. In dit kader wordt tevens aandacht besteed aan de sociaal verzekeringsrechtelijke aspecten die hieraan verbonden zijn. Ook wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden voor een vereniging om bij slechte prestaties de trainer op non-actief te stellen of te ontslaan.

  92. De positie van de topsporter

    Een Nederlandse topsporter kan een a of een b status verkrijgen. Hieraan is een stipendium verbonden. De vraag ontstaat wat de juridische status van een dergelijk stipendium is alsmede wat de rechtspositie van de sporter is. Zo wordt dit door het zogenaamde Rariteiten KB aangemerkt als loon in de zin van de werknemersverzekeringen. In dit onderzoek wordt getracht dit in kaart te brengen.

  93. Arbitrage versus de rechter

    Veel sportzaken worden door middel van arbitrage afgedaan. Zie bijvoorbeeld artikel 8 van de statuten van de KNVB waarin arbitrage wordt voorgeschreven. In hoeverre is het mogelijk om arbitrage voor te schrijven in statuten en reglementen en in hoeverre is de rechtspraak consistent tussen beide opties. Daarbij wordt ook naar bijvoorbeeld België gekeken.

  94. Overheidssteun

    Sportclubs kunnen bijna niet meer zonder overheidssteun. Al dan niet indirect. In hoeverre is dit juridisch toegestaan, bijvoorbeeld in het licht van EG regelgeving en bestuurlijke wetgeving. Te denken valt aan de precedentwerking van steun. Ook kan hierdoor oneerlijke concurrentie ontstaan.

  95. De voorwaardelijke ontbinding

    Bij ontslag op staande voet wordt door werkgevers ter voorkoming van financiële risico’s een voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst gevraagd. In dit onderzoek wordt gekeken naar de status en wenselijkheid van deze rechtsfiguur die in de praktijk zeer regelmatig voorkomt. Eventueel kan ook worden gekeken naar de voorwaardelijke opzegging. Welke invloed heeft een uitspraak bijvoorbeeld op de bodemprocedure?

  96. Arbeidstijden en –omstandigheden binnen de sector sport

    Beschrijf de arbeidstijden en –omstandigheden binnen de sector sport, geef aan Waar de knelpunten zitten.

  97. De rechtspositie van de steward: in Engeland is onlangs een aansprakelijkheidsclaim richting een steward gegaan

    Beschrijf de rechtspositie van de steward en geef daarbij de eventuele risico’s aan.

  98. Makelaars en zaakwaarneming in de sport

    Beschrijf de positie van de makelaar/zaakwaarnemer in de sport.

  99. De tuchtrechtelijke maatregel binnen de professionele sport: de verhouding tussen het verenigings- en arbeidsrechtelijke tuchtrecht

    Beschrijf de tuchtrechtelijke maatregel binnen de profesionele sport en trek uw conclusies.

  100. Free movement of persons and sports in the EU

    The Bosman-case confirmed that the free movement principle applies to a professional soccer player who is a national of an EU or EEA Member State and whose contract comes to an end. To what extent does the principle of free movement of persons put aside existing transfer rules in European soccer? Is it unlawful to limit the number of players from other EU/EEA Member States in a soccer team? What about persons from outside the EU/EEA?

  101. Doping in sports

    The issue of doping in sports involves various actors: the sportsman or sportswoman, the coach, the medical practitioner, the nutritional specialist, the sports club, etc. The existing legal framework at both national and international level in the area of doping is still quite unclear and far from uniform. It also leaves room for interpretation. What is the role of international (including EU) law in doping in sports? How is doping presently regulated? What is the role of national bodies or federation in the regulation of doping? Which procedures do exist? What are the defects of the present legal situation and how should we move forward?

 

Deze lijst betekent overigens niet dat eigen initiatief met betrekking tot het bedenken van een scriptie-onderwerp niet op prijs wordt gesteld. Indien je zelf een onderwerp aandraagt is het verstandig om tijdig contact op te nemen met scriptiecoördinator.

 

Ars Aequi publicaties

De mogelijkheid bestaat om in plaats van een scriptie een artikel voor Ars Aequi te schrijven. Hierover worden ook weer afspraken gemaakt met de docent.

Voorlichtingsbijeenkomst en verdere informatie

Regelmatig wordt er een voorlichtingsbijeenkomst over de sociaalrechtelijke afstudeerrichting en de inhoud van de keuzevakken georganiseerd. Tevens wordt op deze bijeenkomsten de opzet en inhoud van de Master Sociaal Recht verduidelijkt. Aankondiging hiervan volgt in de Univers en andere gebruikelijke informatiekanalen.

Aanwijzingen bij het maken van een scriptie

Met betrekking tot de scriptie, afstudeeropdracht en het stageverslag zijn de 'Aanwijzingen voor het maken van een scriptie', vermeld in de studiegids, van belang. Hierbij is het ook van belang dat de student zich inschrijft in het scriptiedossier. De vice-decaan onderwijs heeft ons daar weer op gewezen dat wij verplicht zijn gebruik te maken van het scriptiedossier. De student mag niet afstuderen zonder dat hij staat ingeschreven in het scriptiedossier. Bovendien wordt elke eindversie van elke scriptie automatisch gescreend op plagiaat.

Ter concretisering van die aanwijzingen volgt het departement Sociaal Recht en Sociale Politiek de navolgende gedragslijnen.

  1. In beginsel mag de student zelf het onderwerp van de scriptie kiezen. Het departement biedt als hulp hierbij een regelmatig geactualiseerde lijst van gesuggereerde scriptie-onderwerpen, die onder scriptiesuggesties te vinden is.
  2. De scriptie moet gaan over een wel afgebakend onderwerp, dat liever klein-diepgaand dan omvattend-oppervlakkig is.
  3. Het onderwerp van de scriptie moet niet reeds volledig in de literatuur 'uitgekauwd' zijn. Overigens is dit een subjectief en niet objectief criterium. Beslissend is de vraag of de student aan de reeds in de literatuur gegeven gezichtspunten nog iets substantieels heeft toe te voegen.
  4. De opbouw van de scriptie moet ten minste voldoen aan de navolgende criteria:
    • Inleiding, probleemstelling en afgrenzing.
    • Hoofdstuksgewijze behandeling van de deelthema's, uitmondend in deelconclusies.
    • Samenvattende conclusie.
    • Behoorlijk notenapparaat.
  5. Bibliografie die blijk geeft van een behoorlijk diepgaande bestudering van het thema.Voor de Master Sociaal Recht verlangt het departement Sociaal Recht als basis een scriptie, die -zonder een rechtsvergelijkende component - een omvang heeft van ca. 40 pagina's. Daarenboven moet de student aan een van de navolgende extra verplichtingen voldoen ofwel een rechtsvergelijkende component toevoegen van ca. 10 pagina's en deze vruchten van de rechtsvergelijking nadrukkelijk verwerken in de conclusies van de Masterscriptie; ofwel een stage volgen, waarin een verband kan worden gelegd met het thema van de scriptie, daarover een stageverslag schrijven van circa 15 pagina's en deze vruchten van de stage nadrukkelijk verwerken in de conclusies van de Masterscriptie; ofwel een omwerking van het thema van de scriptie maken in de vorm van een tijdschriftartikel (10 tot 15 A-4 pagina's), dat publicabel is in bladen als Ars Aequi, ArbeidsRecht, en dergelijke. De Masterscriptie van de opleiding Nederlands Recht bestaat uit twee onderdelen, namelijk het leeronderzoek en een schriftelijk onderzoek.
  6. De scriptie wordt begeleid door de medewerker van het departement, die daar gezien bijzondere competentie of interesse voor het onderwerp het meest voor gekwalificeerd is. Voorts moet het departement uit personeelstechnische overwegingen ook een zekere spreiding van de scriptiebegeleiding over de departementsmedewerkers aanhouden. Vandaar dat de student steeds moet beginnen met een intake-gesprek met de scriptiecoördinator van het departement, mr. A.D.M.van Rijs .

    Als er een onderwerp is gekozen wordt door de scriptiecoördinator gecheckt of het gekozen onderwerp niet reeds door een andere student is gekozen. Zonodig wordt het onderwerp nader afgebakend. Dwarsverbanden met andere juridische disciplines worden door de scriptiecoördinator belicht. Zonodig krijgt de student aanwijzingen over het vinden van relevante literatuur met betrekking tot het gekozen onderwerp en wordt de student informatie verstrekt over het maken van een scriptie en de eisen die daaraan worden gesteld.

    Uiteindelijk wordt door de scriptiecoördinator bepaald wie de scriptiebegeleider kan/zal worden. Na inschrijving in het scriptiedossier door de student wordt via het scriptiedossier door de scriptiecoördinator een begeleider aangewezen.
  7. Daarna heeft de student een eerste gesprek met de hem toegewezen scriptiebegeleider om in gezamenlijk overleg het onderwerp dat gekozen is nader af te bakenen.

    Na dit gesprek maakt de student een totaalopzet van de scriptie, die hij aan de scriptiebegeleider voorlegt. In een tweede gesprek tussen student en scriptiebegeleider wordt deze totaalopzet besproken en eventueel geamendeerd.

    Daarna wordt de student in de gelegenheid gesteld om een van de scriptiehoofdstukken in concept aan de scriptiebegeleider voor te leggen om kritiek/commentaar. Hieraan wordt het derde gesprek tussen scriptiebegeleider/student gewijd.

    Vervolgens kan de student de totaliteit van de scriptie in concept aan de scriptiebegeleider voorleggen, die dit van kritiek/commentaar voorziet. Daaraan wordt een vierde gesprek tussen scriptiebegeleider/student gewijd.

    Ten slotte dient de student de definitieve versie van de scriptie in viervoud bij zijn scriptiebegeleider in. De student verdedigt de scriptie tijdens de afstudeerbijeenkomst; bij die gelegenheid wordt ook het cijfer voor de scriptie bepaald.
  8. Het geven van cijfers is moeilijk heel exact aan te geven. Om een beeld te geven van hoe de examencommissie tot het cijfer voor de scriptie komt, hebben we getracht aan te geven aan welke eisen een scriptie moet voldoen om een bepaald cijfer te halen.
    • Een scriptie, die een totaal onderwerp alleen maar netjes beschrijft, maar weinig welonderbouwde eigen meningen of zelf opgediept onderzoeksmateriaal bevat, kan niet meer krijgen dan een 6
    • Een scriptie, die wel een aantal welonderbouwde eigen meningen of zelf opgediept onderzoeksmateriaal bevat, komt in aanmerking voor een 7.
    • Een excellente scriptie die in grote mate van zelfstandigheid tot stand is gekomen, die vele welonderbouwde eigen meningen of veel zelf opgediept onderzoeksmateriaal bevat in een verband, dat haar - na lichte bewerking - rijp maakt voor publicatie als tijdschriftartikel of in brochurevorm, komt in aanmerking voor een 8 of hoger.
  9. De scriptie moet zo min mogelijk spel- en stijlfouten bevatten, anders kan zij niet goedgekeurd worden. Dit geldt ook voor de lay-out van de scriptie.

    Wat de stage betreft: het schrijven van een stageverslag kan per definitie niet voldoen aan een aantal hierboven gestelde criteria. Vandaar dat het departement vraagt dat studenten die een stageverslag schrijven, daarop als supplement nog een afstudeeropdracht van circa 15 pagina's schrijven, waarin zij nog een aantal bespiegelingen van academisch niveau aan het thema van hun stageverslag wijden.

    Het departement staat positief t.o.v. het vervullen van stages en verleent medewerking bij het vinden van stageplaatsen, voor zover het gaat om stages, die relevant zijn voor de sociaalrechtelijke afstudeerrichting.

Stage- en scriptiecoördinator van het departement Sociaal Recht en Sociale Politiek is mr. A.D.M. van Rijs.

Veelgestelde vragen

Spelling

Hoe weet ik of een woord correct is gespeld? Is deze zin nu goed Nederlands of niet?

Wanneer je twijfelt over de spelling van een woord of de grammatica van een zin, dan kun je de Scriptiehulp raadplegen

Opbouw scriptie

Uit welke onderdelen bestaat een scriptie? Welke eisen worden er aan een scriptie gesteld? Welke opbouw kan ik het beste kiezen?

De Scriptiehulp geeft een overzicht van alle criteria waaraan een goede academische scriptie moet voldoen. Je vindt o.m. informatie over het stappenplan, structuur, stijl, verzorging, bronnen, evenals de eisen die door Tilburg Law School aan een scriptie worden gesteld. Ook kun je hierover veel informatie vinden op de site van de Taalwinkel.

Mocht je een Engelstalige scriptie gaan schrijven dan vind je hierover meer informatie op de Writing Skills site.

Informatie zoeken

Hoe vind ik de juiste informatie? Welke zoekstrategie kan ik het beste hanteren? Welke informatie is betrouwbaar?

Een goede scriptie staat of valt bij het gebruik van de juiste bronnen en achtergrondliteratuur. Heb je hulp nodig bij het vinden hiervan? Ga dan naar de informatiespecialisten van het Scriptorium.

Bronvermelding

Waarom moet ik bronnen vermelden? Hoe refereer ik het beste aan gebruikte bronnen?

Refereren – verwijzen naar je bronnen – is vereist als je de woorden van een ander letterlijk overneemt, als je een passage parafraseert (herschrijft in je eigen woorden), en als je ideeën uit een bron samenvat. Het is dus uiterst belangrijk dat je citaten en parafrases in teksten op een correcte wijze verwerkt in je scriptie en op een accurate manier je bronnen vermeldt. Daarover vind je alle informatie op de site Bronvermelding en Hoe refereer ik?

SER-scriptieservice

Sinds enkele jaren beschikt de Sociaal Economische Raad (SER) over een scriptieservice voor studenten aan het hoger onderwijs. Dit onderdeel van de SER-website bevat bronnenlijsten van SER-adviezen alsmede literatuuroverzichten over een groot aantal sociaal-economische thema's. De overzichten worden uiteraard voortdurend geactualiseerd en er worden nieuwe thema's toegevoegd. Voor studenten is de scriptieservice handig bij het kiezen van een onderwerp en voor het vinden van relevante publicaties. Kijk voor meer informatie op SER-scriptieservice-pagina.

Scriptieprijzen

De Fase-scriptieprijs

De Fase-scriptieprijs is vernoemd naar Prof. W.J.P.M. Fase. Advocatenkantoor Maes-Staudt advocaten uit Eindhoven sponsort de Fase-scriptieprijs.

De afstudeerscriptie moet minimaal met een 8 gewaardeerd zijn. De afstudeerscriptie moet een wetenschappelijk en vernieuwend karakter hebben en geschikt zijn voor publicatie.

De prijs bestaat uit het uitgeven van de scriptie in boekvorm. De winnaar krijgt 5 exemplaren. 

De Scriptieprijs van de vakbeweging

De scriptieprijs van de vakbeweging is een prijs, ingesteld door het Wetenschappelijk Bureau voor de Vakbeweging, de Burcht, ter bekroning van een (afstudeer)scriptie of afstudeerwerkstuk over een onderwerp dat betrekking heeft op het werkgebied van de vakbeweging (in Nederland of daarbuiten) of op de rol van de vakbeweging. Het werkgebied omvat onder andere arbeidsvoorwaarden, de arbeidsverhoudingen, de kwaliteit van de arbeid, de juridische positie van werkenden, de sociale zekerheid, de positie van specifieke groepen werkenden, vermogensvraagstukken, financieel- economische onderwerpen, duurzame ontwikkeling en mondiale vraagstukken. De rol van de vakbeweging daarin kan variëren van individuele belangenbehartiging tot collectieve belangenbehartiging, medezeggenschap, of lobbywerkzaamheden. De scriptieprijs is in het leven geroepen om de aandacht van studenten en docenten in het hoger onderwijs voor vakbewegings-vraagstukken te stimuleren. De prijs kan jaarlijks worden toegekend.

De SER Scriptieprijs

De SER looft €2000 uit voor de beste masterscriptie in het wetenschappelijk onderwijs. De scriptie moet gaan over een sociaaleconomisch onderwerp of over een van de andere werkterreinen van de SER. De prijswinnaar wordt uit drie genomineerden gekozen tijdens een openbare raadsvergadering van de SER. Hij of zij krijgt niet alleen een geldprijs, maar mag ook de SER toespreken én een dagje meelopen met SER-voorzitter Mariëtte Hamer. De twee overige genomineerden krijgen elk € 500.

De CAPRA Scriptieprijs

Ter bevordering van het enthousiasme en de belangstelling voor het ambtenarenrecht, arbeidsrecht en algemeen bestuursrecht heeft Capra Advocaten ter gelegenheid van het afscheid van zijn voormalige partner mr. J.M.M.B. Maes een stichting in het leven geroepen, genaamd Stichting Jo Maes/Capra Prijs. Deze stichting stelt jaarlijks een scriptieprijs ter beschikking voor studenten aan een Nederlandse Universiteit die een masterscriptie hebben geschreven over een onderwerp op het gebied van het ambtenarenrecht, het arbeidsrecht dan wel het algemeen bestuursrecht, die gewaardeerd is met een cijfer 8 of hoger. Met de toekenning van de prijs is een geldbedrag gemoeid van € 1.000,00. 

Prof. Mr. N.J.P. Giltay Veth scriptieprijs

De vereniging Sport en Recht reikt jaarlijks een prijs uit voor belangwekkende scripties op de rechtsgebieden waar de vereniging zich op toelegt. De in 1993 in het leven geroepen scriptieprijs is vernoemd naar de inmiddels overleden initiator en mede-oprichter van de vereniging, Prof. Mr. N.J.P. Giltay Veth. Aan de scriptieprijs is een geldbedrag verbonden van € 1.000,--. Voorts ontvangt de winnaar een oorkonde en een litho.

Praktische tips

Spelling

Hoe weet ik of een woord correct is gespeld? Is deze zin nu goed Nederlands of niet?

Wanneer je twijfelt over de spelling van een woord of de grammatica van een zin, dan kun je de Scriptiehulp raadplegen

Opbouw Sciptie

Uit welke onderdelen bestaat een scriptie? Welke eisen worden er aan een scriptie gesteld? Welke opbouw kan ik het beste kiezen?

De Scriptiehulp geeft een overzicht van alle criteria waaraan een goede academische scriptie moet voldoen. Je vindt o.m. informatie over het stappenplan, structuur, stijl, verzorging, bronnen, evenals de eisen die door Tilburg Law School aan een scriptie worden gesteld. Ook kun je hierover veel informatie vinden op de site van de Taalwinkel.

Mocht je een Engelstalige scriptie gaan schrijven dan vind je hierover meer informatie op de Writing Skills site.

Informatie zoeken

Hoe vind ik de juiste informatie? Welke zoekstrategie kan ik het beste hanteren? Welke informatie is betrouwbaar?

Een goede scriptie staat of valt bij het gebruik van de juiste bronnen en achtergrondliteratuur. Heb je hulp nodig bij het vinden hiervan? Ga dan naar de informatiespecialisten van het Scriptorium.

Bronvermelding

Waarom moet ik bronnen vermelden? Hoe refereer ik het beste aan gebruikte bronnen?

Refereren – verwijzen naar je bronnen – is vereist als je de woorden van een ander letterlijk overneemt, als je een passage parafraseert (herschrijft in je eigen woorden), en als je ideeën uit een bron samenvat. Het is dus uiterst belangrijk dat je citaten en parafrases in teksten op een correcte wijze verwerkt in je scriptie en op een accurate manier je bronnen vermeldt. Daarover vind je alle informatie op de site van het Scriptorium Hulp bij bronvermelding

SER-scriptieservice

Sinds enkele jaren beschikt de Sociaal Economische Raad (SER) over een scriptieservice voor studenten aan het hoger onderwijs. Dit onderdeel van de SER-website bevat bronnenlijsten van SER-adviezen alsmede literatuuroverzichten over een groot aantal sociaal-economische thema's. De overzichten worden uiteraard voortdurend geactualiseerd en er worden nieuwe thema's toegevoegd. Voor studenten is de scriptieservice handig bij het kiezen van een onderwerp en voor het vinden van relevante publicaties. Kijk voor meer informatie op SER-scriptieservice-pagina.

Voor meer informatie over de scriptieprijzen neem contact op met je scriptiecoördinator