woman with camera

Oratie prof. dr. R. Gobbens: "Professionalisering verpleging en verzorging hard nodig om ouderenzorg toekomstbestendig te maken"

Published: 27 september 2023 Laatst bijgewerkt: 29 september 2023

Er moet meer ruimte komen voor professionalisering van de verpleging en verzorging binnen de verpleeghuizen en de thuiszorg. Deze ruimte is nodig om uitdagingen, zoals een toename van het aantal kwetsbare ouderen, hogere complexiteit van de zorg en personeelstekorten, het hoofd te kunnen bieden. Dit stelt bijzonder hoogleraar prof. dr. Robbert J.J. Gobbens tijdens zijn inaugurele rede getiteld ‘Professionalisering van de verpleging en verzorging in de ouderenzorg’, aan Tilburg University. We spraken hem over deze bijzondere mijlpaal.

Uw oratie draagt de titel: ‘Professionalisering van de verpleging en verzorging in de ouderenzorg’. Wat is uw belangrijkste boodschap?

Ik vind het belangrijk dat er meer aan professionalisering van verpleging en verzorging wordt gedaan. De kwaliteit van zorg aan oudere mensen wordt namelijk veelal bepaald door het directe contact met professionals: verpleegkundigen en verzorgenden. Die zijn ontzettend belangrijk. Met deze leerstoel probeer ik de professionalisering van deze groepen verder te brengen. Mijn belangrijkste boodschap is dan ook: heb aandacht voor die professionals. In eerste instantie zijn verpleegkundigen en verzorgenden zelf verantwoordelijk voor hun professionalisering: je moet er zelf voor zorgen dat je vakbekwaam bent en beschikt over de kennis die nodig is om goede zorg te kunnen verlenen. Maar ik vind ook dat zorginstellingen hier een opdracht in hebben. Zij moeten professionals in staat stellen om verder te kunnen professionaliseren. En daar is letterlijk en figuurlijk ruimte voor nodig.

Wat verstaat u precies onder die ruimte?

Tijd in het rooster, zodat mensen bijvoorbeeld aan intervisie kunnen doen, of de mogelijkheid krijgen om een symposium te bezoeken. Bied professionals deze gelegenheid. Dit is belangrijk om de uitstroom te beperken vanwege een hoge werkdruk, waardoor mensen de zorg verlaten. Het is ook aan bestuurders en directeuren, om verpleegkundigen en verzorgenden de ruimte te bieden in gesprekken met hen. Maar ook in middelen, dat hangt samen met waardering. Er is op dit moment te weinig waardering voor deze professionals, terwijl zij een groot deel van de kwaliteit van zorg en de kwaliteit van leven van zorgvragers bepalen. En daarnaast zijn arbeidsvoorwaarden van belang: zorg dat de werkdruk niet te hoog wordt, zorg voor een fatsoenlijk salaris. 

U stelt dat het van belang is dat de kwaliteit van het werk in de ouderenzorg aantrekkelijker wordt gemaakt. Wat bedoelt u hier precies mee? 

Kwaliteit van het werk is heel belangrijk, professionalisering hangt hiermee samen. Op het moment dat mensen meer kennis hebben, of beschikken over lerend, samenwerkend en onderzoekend vermogen, komt dit de kwaliteit van de zorg ten goede. Daar is nog een wereld te winnen. Een voorbeeld is richtlijnontwikkeling: binnen de beroepsvereniging voor verpleegkundigen en verzorgenden (V&VN) worden steeds meer richtlijnen ontwikkeld, maar die belanden onvoldoende in de praktijk. Richtlijnen bevatten evidence based kennis, kennis die in de praktijk gebruikt moet worden, maar dat gebeurt nog onvoldoende. 

U geeft aan dat het van evident belang is voor een professionaliseringslag dat professionals in de ouderenzorg zich aansluiten bij deze beroepsvereniging. Wat is uw verklaring voor het feit dat een groot deel van de professionals zich op dit moment niet bij een vereniging heeft aangesloten? 

Ik vind het lastig om hier een verklaring voor te geven. Veel professionals kennen de beroepsvereniging (V&VN) niet, daar ligt dus ook een opdracht voor de beroepsvereniging. Het moet duidelijk zijn voor professionals waarom het van meerwaarde is dat zij zich hierbij aansluiten. Mensen die dit vak beoefenen zijn vaak echte praktijkmensen. Kennis moet daarom ook vertaald worden naar iets waar je in de praktijk direct profijt van kunt hebben. En wat de kwaliteit van werk kan verbeteren. Praktische handvatten zijn nodig om het werk te kunnen verbeteren. Richtlijnen zijn soms hele boekwerken: dat wordt uiteindelijk weinig gelezen door professionals in de verpleging en verzorging. Dus die vertaalslag is essentieel. En daar probeert de beroepsvereniging aan bij te dragen.

Wat wilt u met uw bijzondere leerstoel bereiken? 

De bijzondere leerstoel is een samenwerking tussen Hogeschool InhollandZonnehuisgroep Amstelland en de Academische Werkplaats Ouderen van Tranzo, departement van Tilburg School of Social and Behavioral Sciences. Het doel is om de professionalisering een stukje verder te brengen. Dat is mijn belangrijkste opdracht, ik vind het belangrijk dat de kwaliteit van werk en daarmee ook de kwaliteit van leven van oudere zorgvragers verbeterd wordt. Dat kan bijvoorbeeld door meer in te zetten op de implementatie van richtlijnen, maar ik vind het ook belangrijk om in gesprek te zijn met verpleegkundigen en verzorgenden om ook vanuit hen te horen wat zij nodig hebben om hun werk beter te kunnen doen. En bovenal: dat er plezier wordt beleeft aan dit werk. 

U bent zelf uw werkende leven gestart als verpleegkundige in de ouderenzorg. Had u ooit gedacht dat uw loopbaan een wetenschappelijke wending zou nemen? 

Prof. dr. Robbert Gobbens

Nee, nooit. Ik heb altijd getwijfeld of ik de verpleging of het onderwijs in wilde gaan. Ik koos in eerste instantie voor de verpleging. Ik werkte bij de Kruisvereniging Breda als wijkverpleegkundige en werd daar gestimuleerd om Verplegingswetenschap te gaan studeren. Daarna heb ik gekozen voor het docentschap. Ik ging werken aan een hogeschool en daar werd het lectoraat Gerontologie opgericht. Ik werd gevraagd of ik wilde promoveren en zo is het balletje gaan rollen. Tijdens mijn lectorschap, bleef de universitaire wereld toch lonken. Daarom ben ik het hoogleraarschap gaan combineren met het lectorschap. Zo kwam ik uit bij Tilburg University, daar ben ik in 2010 gepromoveerd – en nu zijn we op het punt aangekomen dat ik mijn oratie geef. 

U combineert het lectorschap met het hoogleraarschap? 

Klopt. Als lector bij Hogeschool Inholland en Zonnehuisgroep Amstelland houd ik me bezig met praktijkgericht onderzoek. Op deze manier sta ik in nauwe verbinding met het onderwijs en de praktijk en ben ik dus ook regelmatig in de praktijk aanwezig. Zo heb ik veel contact met docenten en geef ik ook onderwijs, bijvoorbeeld aan studenten verpleegkunde aan St. SINA over kwetsbare ouderen en het meten van kwetsbaarheid. Bij Zonnehuisgroep Amstelland probeer ik vraagstukken uit de praktijk te vertalen naar onderzoeksvragen. Ik zie het hoogleraarschap in het verlengde van mijn lectoraat, die combinatie is erg waardevol. Ik leg steeds de verbinding tussen onderwijs, onderzoek en de praktijk.

Wat ziet u terug van uw leerstoel in de praktijk?

Als hoogleraar vind ik het erg belangrijk een goede verbinding te hebben met de praktijk. Ik wil daar ook zichtbaar zijn. Zo heb ik bijvoorbeeld contact met de VVAR (Verpleegkundige en Verzorgende Adviesraad) van Zonnehuisgroep Amstelland en De Wever. Ik vind het mooi om te zien dat er steeds meer dingen worden opgepakt in de praktijk. Zo gebeurt er steeds meer op het gebied van onderzoek, het leerklimaat wordt verstevigd door onder meer de implementatie van Leer- en InnovatieNetwerken (LINs) en er wordt steeds meer naar de mensen op de werkvloer geluisterd. 

De ondertitel van uw oratie luidt: ‘Het uur V is aangebroken’. Waarom is dit zo volgens u?  

Het is de V van ‘Verpleging en Verzorging’. Er zijn op dit moment zoveel ontwikkelingen binnen de ouderenzorg: het aantal ouderen neemt enorm toe, en daarmee het aantal kwetsbare ouderen, thuiswonende ouderen, migranten ouderen. Ook is er sprake van toenemende inzet van technologie. Dat doet een sterk appèl op de zorgprofessionals. De tijd dringt, het uur is nu om maatregelen te nemen om de zorg toekomstbestendig te maken.  

Op Prinsjesdag werd bekend gemaakt dat het kabinet ongeveer de helft, 225 miljoen euro, schrapt van de omstreden bezuinigingen op de ouderenzorg. Wat vindt u hiervan?  

Het probleem is nu misschien iets kleiner geworden door deze geschrapte bezuiniging, maar het probleem is nog steeds enorm. Ik heb er natuurlijk ontzettend veel moeite mee als er wordt gesneden in de ouderenzorg, zeker wanneer het gaat om de verpleeghuiszorg. Het is een groot probleem dat mensen lang moeten wachten voordat ze naar het verpleeghuis kunnen verhuizen. Ik zie dat er veel crisissituaties zijn in de thuissituatie, waarbij mantelzorg wordt overbelast en natuurlijk de persoon om wie het gaat. Dit verhoogt ook weer de druk op verpleegkundigen en verzorgenden. 

In Nederland is mantelzorg niet altijd vanzelfsprekend in Nederland. Hoe kijkt u hier tegenaan? 

Nee, maar de overheid zet daar wel heel duidelijk op in. Ook omdat we te weinig zorgprofessionals hebben. Maar mantelzorg is niet voor iedereen weggelegd, daar zit ook duidelijk een knelpunt op dit moment. De groep ouderen wordt groter en de groep mantelzorgers stijgt niet mee. Dat aantal moet worden verhoogd, maar het is ook van belang dat er aandacht is voor de huidige groep mantelzorgers, zodat zij het vol kunnen houden. 

Wat is – na zoveel jaar actief te zijn binnen de wetenschap – uw grootste inzicht binnen uw expertise? 

Dat nog teveel wetenschappers onvoldoende weten wat er in de praktijk gebeurt. Als je echt iets wilt veranderen in de praktijk, dan moet je die praktijk kennen en ook in nauw contact staan met de mensen die het daar doen. 

Wat wilt u meegeven aan de toekomstige generatie zorgprofessionals? 

Sowieso hoop ik dat mensen kiezen voor de zorg. En wanneer je eenmaal in de zorg werkt: zorg ervoor dat je goed op de hoogte bent en blijft, dat je de kennis en vaardigheden hebt om goede zorg te kunnen verlenen. Blijf je ontwikkelen, dat is noodzakelijk.