woman with camera

Afschaffing dividendbelasting kent geen goede argumenten

Published: 30 augustus 2018 Laatst bijgewerkt: 18 april 2019

Johan Graafland, hoogleraar Economie, Onderneming en Ethiek
Het kabinet koerst aan op afschaffing van de dividendbelasting. Het enige wat nog rest is de maatregel beter uitleggen aan de kiezers. Waarom is deze maatregel goed of slecht?
Deze vraag wil ik beantwoorden aan de hand van drie klassieke ethische standaarden: rechtvaardigheidsethiek, gevolgenethiek en integriteitsethiek.

Over de rechtvaardigheidsethiek kunnen wij kort zijn. Iedereen beseft dat vrijstelling van belasting voor vermogende (buitenlandse) aandeelhouders van grote internationale bedrijven en het afwentelen daarvan op MKB, werknemers en andere inkomensgroepen onrechtvaardig is. Daarom verafschuwen veel Nederlanders deze maatregel.

Desondanks verdedigt premier Rutte de maatregel. Hij hanteert daarbij de tweede ethische standaard, de gevolgenethiek. Volgens Rutte bevordert afschaffing van de dividendbelasting de economische groei en werkgelegenheid in Nederland. De belastingbetaler heeft baat bij deze groei en daarom is de afschaffing van de dividendbelasting gerechtvaardigd. Dit leidt tot het klassieke dilemma tussen ongelijkheid en economische groei: moet we meer ongelijkheid accepteren als dat gunstige gevolgen heeft voor de economie?

Maar is dit dilemma wel reëel in dit geval? Er is namelijk helemaal geen bewijs dat afschaffing van de dividendbelasting zo belangrijk is voor de Nederlandse economie. Ambtenaren van het ministerie van Financiën en topeconomen als Bas Jacobs pleiten daarom tegen dit weggooien van belastinggeld. De enige wetenschappelijke bron die een belangrijke rol heeft gespeeld bij de verdediging van de maatregel is het rapport “Wederzijds profijt” over de economische functie van hoofdkantoren. Maar dit rapport biedt geen analyse van de effecten van de afschaffing van de dividendbelasting. Een recente peiling onder beleggers bevestigt dat de maatregel nauwelijks effectief is. Daarmee vervalt Rutte’s argument. De aantasting van rechtvaardigheidsprincipes kan dus niet verdedigd worden met een beroep op gevolgenethiek.

Tot slot biedt ook de integriteitsethiek weinig steun. Allereerst, hoe integer is het voor een politicus om pas na de verkiezingen een voorstel van Shell, Unilever en VNO-NCW te adopteren, zonder de Nederlandse bevolking de kans te geven zich hierover uit te spreken? Hieruit spreekt minachting van de democratie. Vervolgens werd Nederland geconfronteerd met de ontluisterende wijze waarop VVD bewindslieden ontkenden dat er nota’s bestonden, die later wel bleken te bestaan. In dit rijtje past ook dat gebleken is dat bovengenoemd onderzoeksrapport “Wederzijds profijt” mede gefinancierd was door Shell, zonder dat dit door de onderzoekers vermeld was. Grote bedrijven bewerkten niet alleen de politiek om belastingvoordelen te behalen, maar zetten ook de wetenschap naar hun hand. Discretie vereiste dat dit niet bekend werd. Maar nu dit toch op straat ligt, bladdert de betrouwbaarheid van zowel politici als wetenschappers af. Immers, premier Rutte kreeg een motie van afkeuring aan zijn broek, terwijl tegen de onderzoekers van het rapport “Wederzijds profijt” inmiddels een integriteitszaak loopt bij de Erasmus Universiteit. Grote bedrijven als Shell hebben hierdoor onbedoeld een corrumperende invloed op politiek en wetenschap. Dit versterkt de voedingsbodem voor politieke partijen die garen spinnen bij het gebrek aan vertrouwen in politiek en wetenschap. Als deze partijen bij de volgende verkiezingen winnen, kunnen wij pas echt economische schade verwachten.

Deze korte schets van drie belangrijke ethische standaarden laat geen andere conclusie dan dat afschaffing van de dividendbelasting niet uit te leggen is aan de Nederlandse bevolking. Als het kabinet eerlijk is, trekt het daarom deze maatregel in. Laat premier Rutte zichzelf overwinnen en op grond van voortschrijdend inzicht met een meer gerechtvaardigd plan komen dat Nederland sterker maakt. Dan toont hij zich waarlijk premier van Nederland in plaats van premier van het internationale bedrijfsleven.

(Verschenen in Trouw, 29-08-2018)