TST-Epic-foto | 10-11-2023

Religion and Practice

Waar gaan mensen heden ten dage op zoek naar betekenisvolle praktijken? Waar worden zij uitgedaagd om over hun leven na te denken? Waar vinden ze antwoorden op hun existentiële vragen? Welke locaties brengen mensen op verdiepende wijze samen? Op welke plekken komen traditionele verhalen tot nieuwe uitingsvormen? Met het onderzoeksprogramma ‘Vindplaatsen van God’ is het departement Religion and Practice van de Tilburg School of Catholic Theology op zoek naar antwoorden op deze vragen. In het departement werken theologen, filosofen en godsdienstwetenschappers samen en dragen elk vanuit hun eigen perspectief bij aan deze zoektocht.

Op zoek naar religieuze praktijken in de late moderniteit

Onderzoeksprogramma department Religion and Practice

In het onderzoeksprogramma ligt de nadruk op religieuze praktijken die een christelijke – en in het bijzonder katholieke – signatuur of herkomst kennen. Vindplaatsen van God kunnen dus die plaatsen zijn waar men van oudsher het religieuze verwacht aan te treffen. Maar het programma richt zich ook op zulke plaatsen die niet meteen met het religieuze, het christelijke of het katholieke worden geassocieerd.

In beide categorieën is aandacht voor transformatie van de religieuze praktijken in de late moderniteit van fundamenteel belang. Ook de traditionele vindplaatsen van God zijn dus aan verandering onderhevig, gegeven de liquiditeit van de laatmoderne samenleving. Bij de niet-traditionele plaatsen kan transformatie dusdanig zijn dat expliciet religieuze, laat staan christelijke of katholieke, dimensies nauwelijks nog te herkennen zijn of relevant worden geacht.

De afgelopen halve eeuw onderging religie, en in de West-Europese context het christendom, immers ingrijpende veranderingen. In het eerdere onderzoeksprogramma ‘De laatmoderne transformatie van religie: de casus van het nieuwe katholicisme’ kwam het inzicht centraal te staan dat de gangbare tegenstelling moderniteit-versus-religie gerelativeerd moet worden. In die klassieke benadering verschijnt de late moderniteit als een seculiere context waaruit religie veelal is verdwenen. Ons onderzoek verduidelijkt dat de term ‘verdwijnen’ inadequaat is om secularisering in de westerse samenleving te duiden. De maatschappelijke aandacht voor de afkalvende institutionele vorm van religie leidde tot een tunnelvisie. Ontkerkelijking werd vereenzelvigd met secularisatie. Ook de tegenstelling tussen moderniteit en religie brengt blinde vlekken mee.

In plaats van een tegenstelling te poneren, moet juist de bijdrage van religie aan de late moderniteit verder bestudeerd worden. Een analyse van de omgang met existentiële vragen rond het individuele en gemeenschappelijk bestaan, van identiteitsvragen, van zingevingspraktijken, van kerkelijke en maatschappelijke ontwikkelingen in cultuur, politiek, wetenschap, zorg, media en onderwijs brengt aan het licht dat van een eenduidig verdwijnen van religie, en zelfs van het katholicisme, geen sprake is. Daarom gaan we op zoek waar het religieuze en meer in het bijzonder het christelijke en het katholieke in deze laatmoderne tijd dan wel gevonden wordt.

Het onderzoekskader

De focus van het voorgaande onderzoeksprogramma met het katholicisme als casus wordt dus in het actuele programma verbreed ook naar niet-kerkelijke praktijken. Sporen van de christelijke traditie zijn te vinden waar ze voorheen niet waren of althans niet gezocht werden. Deze verplaatsing van het religieuze wordt dagelijks tastbaar in domeinen als geestelijke verzorging en psychologische begeleiding, in de uitdijende wereld van wellness, op vroeger onbestaande gebieden als gaming en social media, in de kunstwereld, in nieuwe populaire rituelen, in projecten rond interreligieuze samenwerking, in de steeds opnieuw aangevochten religieuze educatie op scholen, in de toenemende aandacht voor ecologische vraagstukken of in de problematiek van (religieuze) radicalisering. Deze vaststelling brengt enerzijds met zich mee dat het institutioneel-kerkelijke domein als traditionele en vaak als exclusief geziene vindplaats van God verandert. Anderzijds ontstaan vragen over deze nieuwe vindplaatsen.

Deze waaier kan niet voetstoots met een enkele discipline of methode worden gevat, vraagt om begripsverheldering en methodische studie. In ons programma wordt de transformatie van religie nader opgevat in termen van translocatie ofwel plaatsverandering. De klemtoon ligt minder op het temporele (van moderniteit naar laatmoderne tijd) en sterker op een topologische benadering. Dit knoopt aan bij de traditionele notie van de loci theologici én bij de spatial turn in de humane en sociale wetenschappen. De kernvraag luidt dan ook: wat zijn de kenmerken van de veranderende vindplaatsen van het religieuze, in het bijzonder het christelijke en het katholieke, in de laatmoderne context?

Met de loci theologici haakt het onderzoeksprogramma enerzijds aan op een begrippenkader uit de theologische traditie. Dit vroegmoderne denkkader is schatplichtig aan Melchior Cano die een onderscheid tussen ‘interne’ en ‘externe’ vindplaatsen introduceerde. Anderzijds sluit het programma aan bij een breed scala aan invalshoeken uit de religie- en sociaalwetenschappen. Hierbij kan worden gedacht aan de spatial analysis benadering van Kim Knott. Of aan Jonathan Z. Smith die het idee van to take place, oftewel ‘plaats vinden’ als uitgangspunt centraal stelt in een religiewetenschappelijke benadering, die probeert niet langer geloven als enige uitgangspunt te nemen. Het zijn perspectieven als deze die helpen onderzoeken hoe loci theologici ofwel vindplaatsen van God in de praktijk tot stand komen.

Onderzoeksvragen

Deze lopende reflectie biedt kansen voor een interdisciplinair onderzoeksprogramma. Het kent als algemene onderzoeksvraag: wat zijn de kenmerken van de veranderende vindplaatsen van het religieuze, in het bijzonder het christelijke en het katholieke, in de laatmoderne context? Deze vraag vereist een benadering die theologische, filosofische en godsdienstwetenschappelijke perspectieven met elkaar in een kritische kruisbestuiving brengt. De hoofdvraag wordt toegespitst op de volgende deelvragen, die aansluiten bij de praktisch-theologische methodologie van waarnemen, evalueren en stimuleren:

  1. Wat zijn de nieuwe vindplaatsen van het christelijke en het katholieke, en hoe verhouden deze zich tot de klassieke institutionele? Welke praktijken vinden hier plaats? Wat is de positie van het christelijke erfgoed in actuele maatschappelijke debatten rond individuele en gemeenschappelijke identiteit?
  2. Wat is de betekenis van de verschuivende plaats van het religieuze op het zelfverstaan van individuen, de samenleving en het institutionele christendom? Welke theologische en maatschappelijke uitdagingen biedt dit en hoe kunnen de niet-traditionele vindplaatsen van God worden geïnterpreteerd?
  3. Hoe kan de christelijke en kerkelijke traditie toekomstgericht worden herformuleerd ten overstaan van een pluriforme samenleving? Hoe kan een normatief spreken over God verbonden worden met een religiewetenschappelijke visie van de laatmoderne context? 

Valorisatie

Religie behoort tot die onderwerpen waarmee maatschappelijke actoren (journalisten, politici, beleidsmakers en zorgverleners) dagelijks geconfronteerd worden en waarover ze zich uitspreken. De betrokken spelers hebben ervaring, kennis en expertise nodig om stereotyperingen en wetenschappelijk onverantwoorde benaderingen van religieuze praktijken te vermijden. Ons programma draagt bij aan de opbouw van deze expertise. De maatschappelijke relevantie ervan ligt in het analyseren en bijstellen van een toenemende religieuze ongeletterdheid, met name onder de nieuwe generaties.

Naast deze kritische functie beoogt het onderzoeksprogramma ook samenwerking met het maatschappelijke en kerkelijke veld, door het ter beschikking stellen van expertise en nieuwe inzichten in publicaties, symposia, trainingen en projecten. Dat is gekoppeld aan het impactprogramma van de Tilburgse universiteit welke liep van 2018-2021 met de drie thema’s: Data sciences for the social goodEmpowering the resilient society, en Enhancing health and wellbeing. Deze lijn wordt voortgezet waarbij brede welvaart als thematische leidraad fungeert. In het debat over de ethische implicaties van ‘big data’ kan het onderzoeksprogramma bijvoorbeeld strategieën ontvouwen om antropologisch reductionisme tegen te gaan. Binnen de thema’s aangaande een veerkrachtige samenleving en gezondheid en welzijn is binnen het programma aandacht voor vragen omtrent de spirituele dimensie van de menselijke persoon, niet alleen binnen de geestelijke verzorging.