GO-LAB Gedragsfysiologisch Onderzoekslaboratorium

Lopende onderzoeken GO-LAB

Een overzicht van de lopende onderzoeken van GO-LAB

De gezichten van stress studie

De menselijke stressreactie op uitdagende of veeleisende situaties is complex. In het algemeen worden drie onderdelen onderscheiden: de subjectieve ervaring, de gedragsmatige en non-verbale reactie en de lichamelijke reactie. De subjectieve ervaring van stress omvat ook de emotionele reactie, zoals bijvoorbeeld het ervaren van angst of boosheid. Mensen verschillen behoorlijk in de mate waarin zij situaties als stressvol ervaren. Bovendien is de relatie tussen lichamelijke en emotionele reacties vaak laag. Het is de vraag of de gezichtsexpressie die de emotionele reactie vertolkt een hogere correlatie met de lichamelijke reactie zal laten zien. De interactie tussen de verschillende componenten van de stressreactie tijdens stress wordt nog weinig onderzocht.

In het huidige onderzoek ontwikkelen we nieuwe technologie om de ervaren stress in het moment te kunnen meten. Ook meten we gelijktijdig de fysiologische, gezichtsexpressie en non-verbale reactie van onze proefpersonen. Het doel van de studie is de zelf-gerapporteerde emotionele reactie te vergelijken met de continue evaringsmeting, en de gezichtsexpressies. Ook onderzoeken we de voorspellende waarde van de emotionele reactie (subjectief en gezichtsexpressie) voor de fysiologische reactie op stress.

PSYCHE

In deze studie wordt onderzocht wat de relatie is tussen emotionele distress en herhaalde stress geïnduceerde emotionele en fysiologische reactiviteit. 

Practicum Psychologisch Onderzoek (PPO)

Tijdens het tweede jaar van de bachelor Psychologie volgen alle studenten tussen december en april het practicum Psychologisch Onderzoek. Het practicum houdt in dat studenten in groepjes van 4 personen een empirisch onderzoek uitvoeren onder begeleiding van een van de medewerkers of AIO'S van Psychologie. In het GO-LAB gaat dit practicum over fysiologische en emotionele stress reactiviteit.

Huilen en pijn

Huilen lucht op, wordt vaak gezegd. Als dat zo is, dan is de volgende vraag: Hoe komt dat? Welke mechanismen zijn daar dan bij betrokken?

Gracanin, Bylsma en Vingerhoets (2014) opperen dat daarin mogelijk een rol is weggelegd voor stoffen als endogene opioïden en oxytocine. Dat zijn interessante hypotheses, maar het testen daarvan is lastig, omdat we ze niet direct in het brein kunnen meten. Maar via een omweg kunnen we er mogelijk wel iets over te weten komen. Diezelfde stoffen hebben ook een effect op onze pijnwaarneming en pijntolerantie. Het zou dus zomaar kunnen dat huilen er toe lijdt dat we beter met pijn kunnen omgaan. Dat is een van de hypotheses die we willen onderzoeken.

Als je proefpersonen aan het huilen maakt door ze een droevige film te laten zien en je vraagt ze daarna (net als voorafgaand aan de film) om zo lang mogelijk hun hand in een bak met ijswater te houden, houden ze dat dan langer vol? Daarbij meten we ook nog de hartslag tijdens het kijken naar de film, om na te gaan of de veranderingen die we daar vinden na het huilen meehelpen om de resultaten te verklaren.