Tilburg Center of the Learning Sciences

Tilburg Center of the Learning Sciences

Interview Bert van Dijk

In december 2017 werd Bert van Dijk (31) gebeld door een docent economie van het Norbertuscollege in Roosendaal. Of hij er iets voor voelde les te komen geven op zijn ‘oude’ stageschool. Hij zou een zeer ervaren docent algemene economie gaan vervangen. Hij heeft er niet lang over nagedacht.

Bert van Dijk

Een maand later stond hij les te geven aan vijf examenklassen. ‘Dat was even wennen natuurlijk’, stelt hij nuchter vast. ‘Een deel was al gedaan. Ik moest goed plannen om alles voor half april behandeld te hebben maar ik hoefde nu ook weer niet precies te weten wat er over twee maanden kwam. Als ik mijn lessen voor de volgende dag maar voorbereid had, dan was het genoeg. Alleen was de correctielast groot. Er waren nog twee toetsweken te gaan, de eerste was al meteen in januari en daarna kwamen de centraal examens. Dat was niet per se stressvol maar het kostte veel tijd.’

Door Maarten van Boxtel

Inmiddels geeft hij voor het vijfde jaar les op de school. Het is bijna zomervakantie, de lessen zijn voorbij, het centraal examen is afgerond en de intensieve correctie zit erop. ‘Mijn 6 vwo bedrijfseconomie scoorde met een 6,6 boven het landelijk gemiddelde. Mijn havo 5, drie klassen bedrijfseconomie en economie, zaten rond het landelijk gemiddelde. De normering werd voor havo en vwo versoepeld. Dat zegt wel iets over de moeilijkheidsgraad. Daarbij zaten in het examen economie van havo 5 vragen waarvan het discutabel is of je die wel mag stellen omdat ze niet in de examensyllabus te vinden waren. Het gevolg is dat ze de informatiebronnen heel goed moesten lezen. En dat terwijl de leesvaardigheid te wensen overlaat.’

Opleiding

Bert wist altijd wel wat hij kon maar niet goed wat hij wilde. Na zijn middelbare school koos hij voor een studie Bedrijfseconomie BSc aan Tilburg University. ‘Ik had nog niet echt een beeld van de kant die ik op wilde. In mijn master koos ik voor marketing. De psychologische kant ervan vond ik interessant, ik las er in mijn vrije tijd boeken over. Ik bereidde me goed voor op de colleges filosofie die we toen konden volgen. Dat vond ik leuk, die verschillende denkwijzen, het zoeken naar waarheid, naar wat zinvol is.’

Hij had ook belangstelling voor accountancy, was altijd al goed in rekenen. ‘Eigenlijk wilde ik me in eerste instantie daarop richten, al mijn studiegenoten deden dat ook.’ Maar het vooruitzicht van een vaste plek op een kantoor achter een laptop trok hem niet. Ook het vaste verloop van een loopbaan leek hem niets. ‘Je bent eigenlijk om de paar jaar een soort van laddertje aan het opklimmen, van beginnend assistent naar gevorderd assistent, dan word je accountant en tot slot ben je manager van de accountants. Je  moet ook nog de opleiding van register-accountant doen om tekeningsbevoegd te worden. Dat duurt jaren. De meesten zijn nu klaar, ze zijn net zo oud als ik, rond de dertig, hebben ruim twaalf jaar gestudeerd. Ze gaan veel verdienen maar dat staat bij mij niet bovenaan. Je zult dan ongetwijfeld allerlei druk ervaren, concurrentie. En als je dat allemaal gedaan hebt, en je bent 50, 55, je hebt het hoogste punt bereikt als accountant, ben je dan plotseling gelukkig?’

Sommigen van zijn jaargenoten zijn ervan teruggekomen. ‘Een vriend bijvoorbeeld, hij was steengoed, had achten en negens, heeft een onderzoeksmaster als voorbereiding op een PhD gedaan, is als accountant gaan werken. Na een jaar of drie, vier is hij gestopt, vooral omdat met zijn hoofd bezig zijn, dat was het niet voor hem. Hij is bij een Kringloopwinkel gaan werken, daar verdient hij misschien een paar euro meer dan het minimum maar hij is hartstikke gelukkig, hij is fysiek aan het werk, heeft geen stress meer in zijn hoofd. Als hij klaar is met werken, dan is hij ook gewoon thuis.’

Voor zijn masterscriptie verdiepte Bert zich in het verschijnsel van de overdaad aan keuzes en de gevolgen daarvan. ‘Bij choice overload gaat het erom dat je te veel keuzes hebt, waardoor je bijna geen keus meer kúnt maken. Het maakt niet uit waarover dat gaat. Neem bijvoorbeeld het kiezen van een serie of film. Je krijgt heel veel keuzes voorgelegd, je zapt alles maar voorbij totdat er niks meer overblijft en dan heb je nog geen keus gemaakt. Vroeger had je twee televisiezenders, dan begon je gewoon te kijken en achteraf vond je het ook goed. Het blijkt dat het soms beter is om minder te kunnen kiezen.’ Hij sloot zijn scriptie af met een 8.5. Hij kreeg het aanbod om een schakelprogramma te doen waarna hij aan een PhD kon beginnen maar ‘ik had het tijdens mijn scriptie ook ervaren: iedere dag achter de computer kruipen, artikelen lezen en schrijven, dat was niet wat ik zocht.’  

Eerste aanraking met het onderwijs

Het onderwijs kwam onverwacht en min of meer toevallig op zijn pad. ‘Mijn master had ik bijna afgerond, ik liep over het plein van de universiteit en kreeg een flyer in handen gedrukt over de Universitaire Lerarenopleiding Tilburg, de ULT, een beroepsopleiding van een jaar. Dat vond ik aantrekkelijk’. Hij schreef zich in, wilde graag een dubbele bevoegdheid halen. Daarom volgde hij tegelijkertijd een deficiëntieprogramma met algemeen economische vakken. In de loop van de eerste ULT-maanden viel alles op zijn plaats. Hij realiseerde zich dat hij als docent eigenlijk meteen was waar hij wilde zijn: ‘Dan heb ik eigenlijk meteen het beroep dat ik blijf doen, daar word ik dan beter in, terwijl ik geen vaste ladder op moet. Mijn functie blijft in principe dezelfde, dus die druk eromheen heb ik niet.’

Tijdens zijn ULT-stage werd hem in november 2016 gevraagd de school uit de brand te helpen. Een collega viel uit en vervanging was niet te vinden. Hij zou er meteen een examenklas havo bijkrijgen. Hij ging akkoord, voelde zich in de eerste twee stagemaanden voldoende voorbereid. ‘Ik had van mijn werkplekbegeleider al best veel verantwoordelijkheid gekregen doordat ik een paar klassen zelfstandig draaide. Meer dan mijn medestudenten toen. Die hebben de eerste maanden van de opleiding alleen geobserveerd. Ik mocht al veel eerder voor de klas.’

Inmiddels had hij enkele basisbeginselen van het docentschap goed meegekregen. Hij herinnert zich nog zijn eerste lessen aan een 4e klas vwo. “Ik schatte het niveau te hoog in die eerste weken. Ik had voorbeelden aangehaald, dingen die ze nog niet begrepen, haalde er bijvoorbeeld indexering bij zonder dat goed uit te leggen. Die leerlingen waren redelijk verlegen, ze durfden niet echt snel antwoord te geven op vragen. Ik had dat niet in de gaten maar mijn werkplekbegeleider zei na afloop, ‘nou ja, wat je nu allemaal hebt gedaan, ik had zelf moeite met je te volgen, dus die leerlingen dan toch zeker’. Dat was een belangrijke les: versimpelen, dezelfde voorbeelden in andere woorden vertellen en er niet te veel bij halen.”

Aan de slag als docent

Die ervaring kwam hem goed van pas toen hij na afronding van de ULT aangenomen werd op het Mollerlyceum in Bergen op Zoom. Hier gaf hij les aan 4 havo en werkte op de mavo-afdeling in een apart gebouw. ‘We waren met een klein team van zeven of acht collega’s, kenden alle leerlingen. We hielden echt heel goed contact met elkaar. Ik heb er veel kunnen leren. Vmbo-leerlingen zijn heel anders dan de leerlingen van de havo- en vwo-klassen waar ik tijdens mijn opleiding voor stond. Het systeem was goed geregeld. Als leerlingen wangedrag vertoonden, dan werd er ook meteen op gehandeld. Het was vooral een leerschool in klassenmanagement en orde houden.’

In zijn lespraktijk kiest hij meestal voor de directe instructie omdat deze docentgestuurde aanpak hem goed afgaat. Hij vindt structuur en regelmaat in het onderwijs belangrijk. Dat heeft niet zoveel met leeftijd of niveau te maken. Als leerling zat hij op het Gertrudiscollege in Roosendaal: ‘Kreeg je daar zes aantekeningen dan moest je twee uur terugkomen en daar werd je ook aan gehouden.’ Op de universiteit is hem docent Henk Roest van marketing bijgebleven. ‘Hij zocht de interactie met de studenten op, maar sprak ze ook aan op momenten dat ze met andere dingen bezig waren. Ze werden gewoon weggestuurd als ze bijvoorbeeld een kwartier te laat kwamen. Hij nam ook de telefoons gewoon in, werkte met tussentijdse toetsen. We hadden eens in de zoveel tijd onverwachts een overhoring aan het begin van het college, dat motiveerde om het bij te houden, dat vond ik op zich goed.’ Maar ook op zijn basisschool in het dorp Rucphen merkte hij dat je bij strenge meesters lekker rustig kon werken. Sommigen legden op elke slak zout. Als je met je stoel op twee poten ging zitten, dan moest je al voor straf als een ooievaar in de hoek gaan staan. In groep acht zat ik echter in een kleine klas met 18 leerlingen. Dat was een onrustig jaar, we hadden geen goede juffrouw, ze was jong, had geen grip op de klas, dat merkte ik toen al.’

Toch zou hij graag een uitgebreider didactisch repertoire in willen zetten. ‘Op de ULT maakte ik kennis met de game Breek de code. Die gebruik ik in mijn lessen graag. Leerlingen moeten een paar puzzels oplossen waardoor een code op het centrale scherm gekraakt kan worden. De eerste leerling die daarin slaagt, krijgt een klein prijsje. Dan heb je een heel leuke les omdat er iets te winnen valt, er zit een beetje competitie in. Je kunt dit bij allerlei onderwerpen toepassen, dus het is echt een bruikbare aanpak. Maar je moet er wel een aantal uur aan besteden om het te ontwikkelen.’

Relatie met leerlingen

Een goede, informele relatie met leerlingen vindt hij prettig. Met jongens uit havo 4 speelt hij bijvoorbeeld Soccer manager. “Dat is een videogame. Je doet dan mee aan een competitie waarin twintig teams spelen. Ieder team heeft een manager. Ik doe dan ook mee.  Je komt elkaar tijdens de competitie twee keer tegen. Iedere dag maak je een opstelling en stel je de tactiek in. Dat is vijf tot tien minuten werk. Je kunt spelers trainen, nieuwe spelers kopen. Dan wordt die wedstrijd gesimuleerd. Na afloop van de wedstrijd weet je of je het goed gedaan hebt of niet. In de gang komen leerlingen dan naar me toe: ‘Hé meneer, ik heb van u gewonnen, hè’. Dat is wel leuk.”

Daarnaast is er de geformaliseerde relatie binnen het mentoraat. ‘Dan heb ik op vaste momenten de kans om leerlingen buiten de les te spreken over dingen als de vervolgopleiding, hun interesses, je kunt ze wat persoonlijker benaderen. Dat kan natuurlijk ook als vakdocent maar ze komen dan toch eerder bij hun mentor terecht. Het is goed als je ze ook op een ander vlak kunt helpen. Dit jaar experimenteren we met een wat andere aanpak waardoor we met minder grote groepen werken. Dan leer je ze misschien nog beter kennen.’

Zijn mentorklas 4 havo was dit jaar een bijzondere groep. ‘Dat komt vooral door de samenstelling ervan. Een aantal leerlingen, het zijn er een stuk of drie, dat zijn bepaalde typetjes die het wel kunnen maar in geen enkele les meewerken. En dan heb ik nog vijf leerlingen die van mavo 4 komen, drie jongens en twee meisjes. Deze categorie was altijd gemotiveerd omdat je niet zomaar door mocht stromen van 4 mavo naar 4 havo. Nu mag dat wel. Dus de uitdaging is eraf, ze hebben het hele schooljaar niet veel gedaan, wisten al snel dat ze niet over zouden gaan, zitten er voor spek en bonen bij en dat stralen ze dan ook uit. Dat is jammer want er zitten ook leerlingen bij die door persoonlijke omstandigheden aandacht nodig hebben. Dan moet je bij allerlei overleggen aansluiten, met een jeugdprofessional, daar gaat veel tijd in zitten.’

Presentatievaardigheden

Zijn beslissing om leraar te worden was om nog een andere reden verrassend. ‘Tijdens de bachelor bedrijfseconomie werkten we aan een onderzoeksvoorstel. Dat ging over accounting, over de psychologische aspecten van bedrijfsvoering, de niet-financiële informatie, die vaak over het hoofd werd gezien. Nog steeds trouwens. Als de boekhouding en de balans maar kloppen, terwijl het verloop van het personeel of de waardering van het bedrijf door de werknemers ook belangrijk zijn.

Dat onderzoeksvoorstel moesten we presenteren aan medestudenten. Maar dat kwam uiteindelijk niet uit de verf. Ik was te zenuwachtig, had te weinig de rust in mijn hoofd. Ik vond dat ik iets aan die spreekangst moest doen. Ik heb me toen aangemeld bij Cicero, de debatclub van TiU. Twee avonden per week ging ik erheen, soms zelfs ook naar de internationale debatten. Ik was meteen onder de indruk van de ervaren deelnemers die na 15 minuten voorbereiding een stelling konden verdedigen. Ik ging volop meedoen en merkte dat ik beter werd. Tijdens het praten schoten er me allerlei dingen te binnen die ik dan ook meteen kon inbrengen. Blijkbaar kwam het op de een of andere manier gewoon los. Ik heb hier veel voordeel van tijdens mijn lessen.’

Leven naast het onderwijs

Naast het onderwijs hield Bert tussen 2019 en 2022 een Instagrampagina bij over dividendaandelen. ‘Dat is wel goed gegaan, omdat ik me op de Amerikaanse markt had gericht. Ik gaf uitleg en voorbeelden, werkte alleen met plaatjes. Dat leverde best veel op omdat via mijn pagina klanten bij adverteerders aangeleverd werden. Daarover krijg je dan commissie. Zeven afbeeldingen kon ik per week nog wel maken maar de aandacht verschoof op Insta naar afbeeldingen en ik had te weinig tijd en inspiratie om zeven filmpjes per week te uploaden. Toevallig heb ik het sinds vorige week toch weer opgepakt. Het is het proberen waard.’

Hij is niet alleen bezig met zijn werk. ‘Ik ben weer met atletiek begonnen. Dat heb ik tot mijn 14e in Rucphen gedaan. Vooral de meerkamp vond ik leuk. Nu wil ik mijn eigen tijd een beetje verbeteren op de vijf kilometer bijvoorbeeld. Op school doe ik ook mee aan de voorbereiding op het hardloopevenement in Roosendaal dat op de laatste zondag in juni georganiseerd wordt. Ik loop met leerlingen, probeer ze uit te dagen, dat is voor mij ook best een persoonlijk doel.’

De ouders van Bert hadden een varkenshouderij in Rucphen maar moesten het veld ruimen omdat de gemeente de grond nodig had. Bert is de oudste van drie jongens. Zijn vader is zzp’er in de bouw. Ze hebben allemaal meegeholpen bij het bouwen van zijn huis in Sprundel waar hij met zijn vrouw Laura sinds april 2020 woont. Dat samenwerken, die saamhorigheid, dat is hem goed bevallen. ‘Nu ik in het onderwijs werk, denk ik hier ook weleens over na. Ik ben altijd gestimuleerd om door te studeren, vwo te doen, universiteit, maar wie weet, als ik op een andere manier gestimuleerd was en ik was zoals mijn vader bouwvakker geworden, dan was dat ook een hartstikke leuk bestaan geweest.’