Tilburg Center of the Learning Sciences

Tilburg Center of the Learning Sciences

Interview Jennifer van den Broek

Jennifer van den Broek vond haar weg naar het onderwijs. Ze is enthousiast over haar leerlingen: ‘Ik ga graag met ze aan de slag, werk graag mee aan hun zelfontplooiing’. In de tussentijd is ze ook begonnen aan een promotie-onderzoek aan Tilburg University waar ze eerder ook de lerarenopleiding volgde.

Jennifer interview Ticels

Door Maarten van Boxtel

‘Nou nee, het laatste wat ik dacht op die leeftijd was dat ik docent zou worden, nee, echt niet, nee, ik was best een recalcitrante leerling. Ik dacht vooral vanuit mezelf en ik zou mezelf maar in de klas hebben, daar ga je toch niet aan beginnen?’ Nu Jennifer van den Broek (28) zelf voor de klas staat, werkt die ervaring in haar voordeel, ‘want er gebeurt niks wat ikzelf ook niet heb gedaan in de les, dus ik snap het allemaal, ik weet ook welk gesprek ik met leerlingen moet voeren.’

Eerste ervaringen als docent

Na haar studie criminologie in Leiden wilde ze bij de politie gaan werken maar haar ogen waren niet goed genoeg. Dat was even slikken. Ze moest iets anders gaan doen, kon aan de slag bij de Rabobank waar ze de dagelijkse bankzaken deed. ‘Dat was het niet voor mij. Ik wilde graag promoveren, wilde dat al langer, dus toen kwam het onderwijs in beeld want onderzoek en onderwijs gaan voor mij samen. Daarom ben ik in 2017 de Universitaire Lerarenopleiding Tilburg (ULT) gaan doen, eigenlijk niet met de bedoeling docent te worden’

In dat ULT-jaar kreeg ze echter in de gaten dat onderwijs toch weleens iets voor haar zou kunnen zijn. ‘Dat ging niet vanzelf, hoor. Het begon al op de eerste dag. Mijn stagebegeleider belde dat hij in de file stond, dus hij was er het eerste uur niet. Ik had nog geen college gehad, kende de weg in de school niet, vroeg een docent de deur van het lokaal open te doen en dacht, ik ga hier nu niet zitten wachten totdat mijn begeleider binnenkomt. Dus ik moest snel schakelen. Ik schreef het begrip Rechtsstaat op het bord, heb de leerlingen een woord laten opschrijven dat ermee te maken kon hebben. Toen heb ik ze kranten laten lezen – die stonden achterin de klas – en naar artikelen over de Rechtsstaat laten zoeken. Op zich ging het prima maar het was wel spannend’.  

In het eerste semester kopieerde Jennifer vooral veel van haar begeleider. ‘Je hebt immers dan een unieke kans om de kunst af te kijken. Ik ben me dingen pas echt eigen gaan maken in het tweede semester. Dat kon ook te maken hebben met een nieuwe stagebegeleider. Bij hem voelde ik meer vrijheid om het aan te pakken zoals ik zelf wilde, dat lag mij beter. Ik voelde ook meer acceptatie en vertrouwen, dat hoe ik het deed, dat dat wel goed zou zijn.’

En nu zelf

In 2018, na haar opleiding, vond ze een baan op scholengemeenschap X11, een creatief-technische school voor vmbo en havo in Utrecht met 1050 leerlingen en 134 docenten. Ze geeft maatschappijleer, maatschappijkunde en maatschappijwetenschappen aan de bovenbouw van vmbo en havo.

Ze wist het meteen zeker: onderwijs paste bij haar, op deze school was ze op haar plaats. ‘We zijn een relatief jong team. Veel jonge docenten proberen verschillende dingen uit – het lijkt er soms op alsof ze in zeven sloten tegelijk lopen – en passen gemakkelijk hun programma aan. Iedere keer vindt er bij ons wel iemand het wiel uit. Dat vind ik leuk, daar kan ik goed mee omgaan. En in het onderwijs maak je veel mee waardoor je hecht wordt. Je hoort er gewoon snel bij. De borrel op vrijdagmiddag speelt ook mee natuurlijk.’ 

Veel van haar collega’s zijn verhuisd naar Utrecht om op X11 les te geven. ‘Ik ook, ik woonde in Etten-Leur. Verhuizen vond ik zwaarder dan mijn werk omdat – je zult het altijd zien – juist op die ene vrije dag met mooi weer de lamellen bezorgd worden. Dan moet ik wachten en daar ben ik niet goed in, dan ben ik van anderen afhankelijk.’

Op haar school hebben de docenten veel autonomie.  Ze kunnen hun eigen weg zoeken. ‘Dat doe ik ook graag. Je moet hier ook flexibel zijn. Daarnaast steken we alles in op het creatieve, we proberen alle lesstof op creatieve manieren aan te bieden en te laten verwerken. Ik ben best een creatieve denker, bijvoorbeeld in het opzetten van projecten. Dat vind ik leuk.’

X11 staat voor Ikzelf. ‘We laten ons dagelijks inspireren door kunst en cultuur. Anders dan op veel scholen voor voortgezet onderwijs gaat het bij ons om persoonlijk leiderschap, om eigen verantwoordelijkheid. Dat geldt voor docenten maar ook voor leerlingen.’

Leerlingen kunnen hier zelf dingen organiseren. ‘Als ze bijvoorbeeld graag willen zien hoe een krant gemaakt wordt of bij de voedselbank willen helpen, dan zeggen we: ‘Nou prima, regel maar’. En dan organiseren ze het zelf. Leren doen ze namelijk overal, dus we halen veel van buiten naar binnen maar gaan ook vaak met de kids naar buiten zodat ze kunnen zien hoe de theorie zichtbaar wordt in de maatschappij en dus betekenis krijgt.’

Maatschappijleer en -wetenschappen zijn vakken die goed passen bij de filosofie van de school. ‘We hebben voor maatschappijwetenschappen in 4 en 5 havo ook nog eens 4 uur per week. Laat anderen het maar niet horen. Zo’n extra uur maakt dat we bijvoorbeeld naar de rechtbank kunnen, of naar Den Haag, we organiseren met de gemeente een talkshow over de gemeenteraadsverkiezingen, halen politici de school in.’

Door een hoepeltje springen

Docenten vinden het eigen vak altijd belangrijk maar ze ervaren de eindtermen nogal eens als knellend. ‘Ik vind mijn vak echt heel belangrijk, maar bij het belangrijke Centraal Examen (CE) hebben leerlingen geen enkele creatieve vrijheid. Ze moeten aan de hand van een aantal kernconcepten in de woorden van de formele definities kunnen verklaren waarom een bepaald fenomeen zich voordoet, het precies toepassen zoals de bedenker van de vragen het bedacht heeft. Ik vind dat ze door een hoepeltje moeten springen’

‘Als je bijvoorbeeld een casus hebt over iemand die crimineel gedrag vertoont en de vraag is welke criminologische theorie dit gedrag kan verklaren, dan heb je acht theorieën, en er kan er maar een de juiste zijn. Ja, daar is toch niet één aanwijsbare reden voor? Dat is veel complexer, er speelt van alles mee.’

Twee jaar geleden zat ze in een commissie om eindexamenvragen te maken. ‘Ik ben dat gaan doen omdat ik dacht daar zelf veel van te leren. Misschien kan ik dan die gedachtegang van het CE beter volgen, waarom is dit goed en dat net niet. Maar ik vond het verschrikkelijk.’

Ze heeft het in haar vak graag over democratie en grondrechten. ‘Het gaat erom dat leerlingen weten wat deze begrippen betekenen, dat zijn de gewone definities en rijtjes: recht op privacy, vrije meningsuiting, onderwijs. Maar dan laat ik ze op een andere manier met deze begrippen kennismaken. Ze krijgen bijvoorbeeld de opdracht om in de omgeving van de school te gaan kijken welke grondrechten ze herkennen en die op een foto te zetten. Of ik laat ze uitzoeken wat een grondrecht voor de leerling zelf betekent. Of ze beantwoorden de vraag hoe het is om te leven in een democratie. Als ze weten wat grondrechten of democratie voor henzelf betekenen, dan wordt het ook duidelijk dat mensen er anders over kunnen denken.’

Met de handen uit de mouwen

Leerlingen moeten zich bij maatschappijwetenschappen in de eerste periode van de vierde klas meteen voorbereiden op een proefdebat over een stelling, bijvoorbeeld: het onderwijs heeft een taak bij het signaleren van betrokkenheid van leerlingen bij ondermijnende criminaliteit. Dat leg ik dan uit, ik help bij het definiëren van de stelling. Hier hebben ze natuurlijk een eigen mening over, maar nu moeten ze zelf voor- en tegenargumenten uitzoeken, verbanden leggen. Niet gemakkelijk dus. Maar ze maken dan wel al direct kennis met begrippen die je in het vak tegenkomt.’

Leerlingen komen niet vanzelfsprekend in beweging, zeker niet als Jennifer een stevig beroep doet op eigen initiatief, als ze vraagt de handen uit de mouwen te steken. ‘Ze komen binnen, het is periode 1, ze denken, ja, hallo, we komen net uit de vakantie, even rustig aan, we kennen dit vak niet, ze worden meteen uit hun comfortzone getrokken.’

‘Ik voel dan de weerstand, ze raken in de stress omdat ze dat voorwerk moeten doen. Ze reageren dan, ja, ik weet het niet, wat is dit moeilijk. Dan neem ik de tijd om ze te helpen, te coachen. Dus ga ik ernaast zitten: jo, wat zoek je nou, wat typ je in op Google? Ze ontdekken ook zelf op welke manier ze het vorm willen geven, wat ze interessant vinden, want misschien vinden ze de stelling niet leuk, dat kan ik me voorstellen, maar vinden ze het leuk om er bijvoorbeeld een film over te maken.’

‘Bij veel leerlingen zie ik dat ze na de eerste zes lesweken denken: ik ben echt veel aan het leren en wat heb ik er eigenlijk plezier in, dus ondanks dat ik aan het begin dacht ik kan dit niet, ik wil dit niet, zie je ze gewoon groeien in zelfvertrouwen en het ontwikkelen van interesse.’

Ze vindt het een goede introductie op het vak. ‘Ik gooi ze meteen in het diepe. Voel en merk maar meteen dat zij het zijn die aan de slag gaan en dat zij veel gaan leren. Nu bepaalt de docent de stelling maar uiteindelijk gaan zij bedenken, hé, wat vind ik een interessant maatschappelijk vraagstuk, op welke manier wil ik dat onderzoeken en wil ik daarover leren en hoe kan dat dan met begrippen van maatschappijwetenschappen.’

Tijdens de twee coronajaren merkte ze dat leerlingen prima aan een essay konden werken. Ze leverden het op tijd in. Dus dat individuele werk ging goed. Maar dit schooljaar waren de eerste twee periodes echt lastig. ‘Ik kreeg ze minder uit de weerstand, ik probeerde het wel, maar het lukte niet altijd. Ook niet als ik bijvoorbeeld leerlingen combineerde die elkaar zouden kunnen helpen. Daar hadden ze geen zin in – ik was toch de docent. Zou kunnen dat dat aan corona ligt.’ 

ULT een pittig jaar

Ze vond het ULT-jaar een pittig jaar. ‘Want je stond vier dagen voor de klas en hebt een dag van 9 tot 6 college, soms zelfs langer. Dat zijn echt lange dagen waarvoor je ook heel veel moest doen.

Toen ze na een premaster in 2017 aan de ULT begon dacht ze genoeg kennis in huis te hebben. Dat viel tegen. ‘Ik weet nog dat we bij vakdidactiek aan het begin een examen hebben gemaakt waarbij toch wel bleek dat ik echt nog veel te leren had. Dat hebben we vervolgens ook gedaan. Bij vakdidactiek, maar ik leerde ook veel van het schoolvak toen ik het uit ging leggen voor de klas, tijdens mijn stage.’

‘Het was ook een heel waardevol jaar, met een intensieve begeleiding, ook al was je maar een dag in de week op de universiteit. De manier waarop het opgezet was, maakte wel dat er veel persoonlijk contact kon zijn.’

Ze vond de ULT-onderdelen vakdidactiek, algemene didactiek, opleiden in de school (OidS), de stage en de masterclasses een goed stel. ‘Ik herinner me nog goed de adviezen van een logopedist op dag 1 van de masterclasses. Die dingen maken het wel extra. Ik vond OidS ook heel goed omdat je daar met elkaar kon praten over je ervaringen. Daar was echt ruimte en aandacht voor. Dat is belangrijk.’

‘Ik heb ook veel geleerd van de vakdidactici, over de vraag hoe je de lesstof overbrengt, en bij algemene didactiek over hoe een kind tot leren komt en welke manieren er zijn om te leren. Bij alle vakken hebben we gezocht naar de juiste werkvormen, de manieren waarop je leerlingen aan het werk krijgt - daar gaat het uiteindelijk om – en hoe je het onderwijs kunt vormgeven, los van de theorie in het boek.

Ze denkt dat er geen jaar geweest is dat ze zoveel geleerd heeft over zichzelf en over het werkzame leven als in het ULT-jaar. ‘Zelfs als je uiteindelijk niet het onderwijs in gaat, werk je aan zoveel competenties die je in je carrière en je werkzame en persoonlijk leven kunt gebruiken. En voor de klas staan, je moet het maar doen, het is een continue reflectie op wie je bent, wat je doet.’

Ze zegt dat ze het fijn vond om al meteen te werken aan een eigen visie op het vak. ‘Die hebben we geschreven in de eerste maanden, meen ik. Dat vond ik leerzaam om te doen. Maar ja, als beginneling heb je niet de vrijheid en de vaardigheden om dat allemaal toe te passen. Je begint zelf ook in de lagere denkorden, ergens onderaan in de taxonomie.’

Onderzoek en onderwijs

Begin van dit schooljaar is Jennifer begonnen aan een promotie-onderzoek. ‘Nu geef ik op maandag, dinsdag en vrijdag les en op woensdag en donderdag werk ik in Tilburg aan mijn onderzoek waarvoor ik een promotiebeurs voor leraren toegekend gekregen heb. Ik heb leren altijd leuk gevonden.’ 

Ze doet onderzoek naar de maatschappelijke weerbaarheid tegen ondermijnende criminaliteit en de rol van het onderwijs daarbij. ‘Het gaat om leerlingen in het voortgezet onderwijs die betrokken zijn of dreigen te raken bij criminele netwerken, om het voorkomen en signaleren ervan. Ik wil weten hoe we het gedrag van deze leerlingen kunnen herkennen in de klas, in de school. Wat maakt dat de ene docent er wel op handelt en de andere niet.’

Hierover bevraag ik het onderwijsgevend en -ondersteunend personeel. De enquêtes zijn bijna klaar. Hoewel alles anoniem verwerkt wordt, zijn scholen terughoudend want – denk ik – bang voor imagoschade. Gelukkig zijn er veel scholen die willen meewerken. Het is natuurlijk ook geen gemakkelijk onderwerp. Maar ze weten ook dat het een belangrijke kwestie is, ze hebben een zorgplicht, een signaleringstaak. Dat doet nu pijn bij een leerling die het verkeerde pad op dreigt te gaan maar uiteindelijk komt hij er beter uit als de juiste hulp wordt ingezet.’

Jennifer ervaart nu al de effecten van haar onderzoek in haar eigen lespraktijk. ‘Ik heb van huis uit de gevoeligheid om dingen op te pikken bij kinderen. Maar je moet ook de juiste kennis hebben over de signalen die kunnen leiden tot betrokkenheid bij criminaliteit. Die kennis heb ik pas gekregen sinds ik met dit onderzoek ben begonnen. Het gaat dan om bijvoorbeeld leerlingen met meerdere telefoons, of die veel contant geld hebben. Of stel, een leerling is echt ineens sinds twee maanden zwaar vermoeid, ligt te slapen in je les. Dat hoeft niet te betekenen dat die betrokken is bij criminaliteit, maar je moet  dan wel in gesprek gaan.’   

‘Ik zie ook dat sommige leerlingen super beïnvloedbaar zijn. Ze zijn zo gevoelig voor aandacht, voor status. Dat kunnen vogeltjes voor de poes worden. Ze zijn ook soms slachtoffer van hun eigen naïviteit. Ze verlaten de school soms vervroegd, wat heel jammer is. Ik zou dan graag wat beter voor deze leerlingen willen zorgen.’

Toekomstplannen

Ze zou niet meer alleen maar willen promoveren. ‘Dat is er helemaal af. Ik vind het leuk om in contact te zijn met leerlingen, met jongeren, ik vind deze generatie heel leuk. Ze weten wat er speelt in de maatschappij.  Neem bijvoorbeeld de oorlog van Rusland tegen Oekraïne, ze maken zich er druk om. Niet dat ze bang zijn maar ze weten wel dat het niet goed is voor de wereld. Ik ga graag met ze aan de slag, werk graag mee aan hun zelfontplooiing.

Over vijf jaar hoopt ze gepromoveerd te zijn en dan iets te gaan doen bij defensie of op de politie-academie. ‘Misschien kan ik daar onderwijs en onderzoek combineren. Ik ben wel benieuwd wat ik daarvan zal vinden. Het is echt een oudere en een andere doelgroep. Misschien ga ik dan leerlingen van de middelbare school te veel missen.’

Toch nog een nabrander – echt waar: ‘Ik zou het zo weer doen, de ULT. Maar het was wel een pittig jaar.’