De blauwdruk van Cobbenhagen

In 1978 verscheen het eerste deel van de geschiedschrijving van Tilburg University, op dat moment Katholieke Hogeschool Tilburg geheten. De auteur was de historicus Hans Bornewasser, van 1967 tot 1989 hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Theologische Faculteit. Hij verhaalt daarin over de eerste ontmoetingen van de econoom Martinus Cobbenhagen (1893-1954) met initiatiefnemers van de academische handelshogeschool die men in Tilburg wilde vestigen.

Aan de hand van een aantal besprekingen die Cobbenhagen had met onder Thomas Goossens (de eerste rector) en bestuurslid Pieter van Gils schreef hij een verslag dat Bornewasser bestempelt als de ‘blauwdruk’ voor de opleiding. Een van de argumenten daarvoor wordt gevormd door Cobbenhagens overtuiging dat de handelshogeschool een opleiding diende te worden voor ‘het sociaal-economische leven in het algemeen’. De wetenschap zou moeten fungeren als basis voor de praktijk, maar diende geen vakschool te worden. Deze specifieke oriëntatie bracht Cobbenhagen tot zijn tweede hoofdgedachte. De vraag was: “Is hetgeen economisch juist is, ook ethisch geoorloofd?” In het eerste beeldmerk van de hogeschool is dan ook als motto opgenomen ‘ethica - economia’.

Cobbenhagen, die in 1927 werd benoemd tot hoogleraar in de Algemene leer en geschiedenis van de economie, zag wel in dat deze twee polen niet in een leerstoel konden worden ondergebracht: “Het is….gewenscht om economie en moraal niet in een hand te leggen, omdat dit aanleiding geeft tot verwarring der objecten deze wetenschappen, de taak veel te omvangrijk is voor een persoon en een degelijke beoefening dier wetenschappen in de weg staat.” Het gedachtengoed zou in de ogen van Cobbenhagen concreet gestalte moeten krijgen door de instelling van een leerstoel” waarin de problemen van ethica en moraaltheologie worden gedoceerd volgens de beginselen van S. Thomas” (Thomas van Aquino). Ook verplichte colleges ethiek en psychologie (van het handelsleven) hoorden in zijn ogen thuis in het onderwijsconcept.

Het gedachtengoed is niet uitsluitend aan Cobbenhagen toe te schrijven. Ook Hendrik Kaag (1897-1970), eveneens hoogleraar van het eerste uur, wilde de algemeen-theoretische economie en de bedrijfseconomie meer dan elders in elkaars verlengde laten beoefenen. Hij zag met dergelijke opvattingen Tilburg al in een verband met onder andere Harvard en London School of Economics.

De Tilburgse beginselen waren ook terug te vinden in het Maandschrift Economie, dat in 1935 werd opgericht. Tot en met de Tweede Wereldoorlog werd in meer dan een derde van alle artikelen aandacht gewijd aan de maatschappelijke herordening en haar politieke implicaties. Bovendien legde Cobbenhagen de nadruk op het belang van de academische gemeenschap, die in zijn ogen niet alleen uit medewerkers en studenten bestond, maar ook uit de mensen die in de praktijk werkzaam waren, de alumni.

De blauwdruk van Cobbenhagen

De 'blauwdruk' voor de opleiding door Martinus Cobbenhagen, zie ook hier (afbeelding boven)

Meer over de historie en het academisch erfgoed

Het academisch erfgoed van Tilburg University is een zeer divers geheel van archieven, beeldmateriaal, collecties, apparaten, opgetekende verhalen et cetera die betrekking hebben op de geschiedenis van de universiteit.